7 december 1965
Dit brengt met zich mee steeds radicale veranderingen in de traditionele locale gemeenschappen, zoals de patriarchale families, "clans", stammen, dorpen en diverse groepen, en ook in de betrekkingen van het sociale leven.
Meer en meer verbreidt zich het type van de industriële maatschappij, die aan bepaalde landen een economische rijkdom bezorgd en eeuwoude opvattingen en toestanden van maatschappelijk leven radicaal verandert. Tegelijkertijd komt het stadsleven meer in trek en wordt meer gezocht ten gevolge van uit uitgroeien van de steden met hun steeds toenemende bevolking ten gevolge van het zich uitbreiden van het stadsleven over het platteland.
Nieuwe en volmaaktere communicatiemiddelen schepen sneller en ruime mogelijkheden tot informatie en tot het verbreiden van allerlei ideeën en gevoelens, waardoor vaak kettingreacties ontstaan .
Men onderschatte ook niet het feit dat zeer velen om verschillende redenen overgaan tot emigratie en zo een nieuwe manier van leven moeten beginnen.
Hierdoor breiden de betrekkingen van mensen onderling zich voortdurend uit en tegelijkertijd schept de "socialisatie" zelf weer nieuwe betrekkingen, hetgeen echter niet altijd bevorderlijk is voor een aangepaste uitgroei van de persoonlijkheid en voor het ontstaan van echte persoonlijke relaties ("personalisatie").
Een dergelijke ontwikkeling komt duidelijker uit in landen, die reeds de vruchten genieten van de economische en technische vooruitgang; maar ze laat ook de uitgang en die voor hun eigen land verlangen naar de voordelen van industrialisatie en verstedelijking. Deze volken voelen, vooral als zij gebonden zijn aan oudere tradities, tevens de drang naar een rijper en meer persoonlijk gebruik van de vrijheid.
De verandering van mentaliteit en structuren stelt dikwijls de traditionele waarden in discussie, vooral bij de jonge mensen, die niet zelden ongeduldig en zelfs onrustig en opstandig worden en die, in het bewustzijn van hun betekenis in het maatschappelijk leven, hierin zo spoedig mogelijk een rol wensen te spelen. Als gevolg hiervan ondervinden ouders en opvoeders dikwijls van dag tot dag grotere moeilijkheden bij de vervulling van hun taak.
De traditionele instellingen, wetten, opvattingen en gevoelens zijn daarenboven niet altijd voldoende aangepast aan de moderne situatie. Vandaar een ernstige ontreddering in de wijze en in de normen zelf van het menselijk gedrag.
Ook het godsdienstig leven ondergaat de invloed van nieuwe situaties. Van de ene kant zuivert een meer kritische instelling het godsdienstig leven van een magische wereldopvatting en van de resten van bijgeloof, en eist een steeds grotere persoonlijke en actieve aanvaarding van het geloof. Zo komen velen tot een dieper Godsbesef. Van de andere kant zien wij steeds grotere massa’s de godsdienst praktisch vaarwel zeggen. In tegenstelling tot het verleden is het loochenen en het negeren van God en godsdienst niet langer een ongewoon en individueel verschijnsel. Dit wordt immers tegenwoordig niet zelden voorgesteld als een eis van de wetenschappelijke vooruitgang of van een nieuw soort humanisme. Dit alles manifesteert zich in vele landen niet alleen in filosofische theorieën, maar werkt zich ook op brede schaal uit in de literatuur, de kunst in de opvatting van de menswetenschappen en van de geschiedenis en zelfs in de burgerlijke wetgeving; en velen worden daardoor in verwarring gebracht.
Deze snelle ontwikkeling, die niet zelden ordeloos verloopt, en reeds het feit zelf, dat de in de wereld bestaande spanningen dieper tot ons doordringen, dit veroorzaakt conflicten en spanningen of spitst deze toe.
In de mens zelf ontstaat er dikwijls spanning tussen het moderne praktische verstand en het theoretische denken, dat niet in staat is om het geheel van zijn kennis te beheersen of het te ordenen in een goede synthese. Insgelijks ontstaat er spanning tussen de drukkende zorg voor praktische resultaten en de eisen van het zedelijk besef en veelal ook tussen de situatie van het leven in gemeenschap en de eisen, die gesteld worden door het persoonlijk denken en zelfs door de contemplatie.
Wij zien tenslotte een spanning tussen de specialisatie van de menselijke activiteit en de totale visie op de werkelijkheid.
In het gezinsleven ontstaan er spanningen ofwel ten gevolge van de zorgelijke demografische, economische en sociale omstandigheden, ofwel door moeilijkheden tussen de jongere en oudere generatie ofwel ten gevolge van een nieuw type van sociale betrekkingen tussen man en vrouw.
Grote spanningen doen zich ook voor tussen de rassen en tussen de verschillende maatschappelijke groeperingen; tussen de rijke landen en de minder welvarende of behoeftige landen; verder tussen de internationale vredesinstituten en de zucht om eigen ideologieën te verbreiden, of het collectieve egoïsme van staten of andere gemeenschappen.
Vandaar wantrouwen en vijandschap, conflicten en lijden, waarvan de mens zelf zowel de oorzaak als het slachtoffer is.
Intussen wint altijd meer de overtuiging veld, dat de mensheid niet alleen haar heerschappij over het geschapene voortdurend kan en moet versterken, maar dat zij ook tot taak heeft een politieke, sociale en economische orde te vestigen, die voor de mens van steeds groter nut kan zijn en individuen en groepen kan helpen om hun eigen waardigheid te handhaven en ontwikkelen.
Vandaar, dat velen verbitterd de goederen voor zich opeisen, waarvan zij eerlijk menen beroofd te zijn door onrechtvaardigheid of onbillijke verdeling. De volken, die nog in ontwikkeling zijn of pas hun zelfstandigheid hebben verkregen, verlangen hun deel van de weldaden van de moderne beschaving niet alleen op politiek, maar ook op economisch gebied, en wensen onbelemmerd hun rol te spelen in de wereld. Toch wordt de kloof tussen hen en de rijkere landen, die zich sneller ontwikkelen, en dikwijls ook hun economische afhankelijkheid ten opzichte van deze landen altijd groter. De volkeren, die honger lijden, roepen de meer welvarende volken ter verantwoording. De vrouwen eisen, de gelijken te worden van de mannen rechtens en in feite, in zover dit nog niet het geval is. De arbeiders en de landbouwers zijn niet mee tevreden alleen maar hun levensonderhoud te verdienen maar willen ook door hun arbeid hun persoonlijkheid ontwikkelen en daarboven actief deel nemen aan de ordening van het economische, sociale, politieke en culturele leven. Voor het eerst in de geschiedenis heerst bij alle volkeren de overtuiging, die de cultuurgoederen daadwerkelijk ten goede kunnen en moeten komen van alen.
Achter al deze eisen gaat een dieper en meer algemeen verlangen schuil: individuen en groepen hunkeren naar een vol, vrij menswaardig bestaan, en willen alles, wat de moderne wereld hun in zo ruime matte kan bieden, ten dienste stellen van zich zelf. Ook bij de naties zijn wij een steeds steker streven om tot een zekere universele gemeenschap te komen.
Als wij dit alles beschouwen, krijgen wij van de moderne wereld dit beeld: ze is machtig en zwak tegelijk, in staat tot het beste en het slechtste: ze kan de weg op naar vrijheid of slavernij, naar vooruitgang of achteruitgang, naar broederlijkheid of haat. Daarenboven wordt die mens er zich van bewust, dat het van hem afhangt, aan de krachten, die hij zelf heeft opgeroepen en die hem kunnen verpletteren of van nut zijn, de juiste richting te geven. Daarom stelt hij zich allerlei vragen.