7 december 1965
Het huwelijk en de huwelijksliefde zijn krachtens hun aard gericht op het voortbrengen en opvoeden van kinderen. De kinderen vormen immers het kostbaarste geschenk van het huwelijk en zij dragen niet weinig bij tot het geluk van de ouders zelf. God zelf, die gezegd heeft: „Het is niet goed voor de mens, dat hij alleen blijft” (Gen. 2, 18), en „die in het begin hen als man en vrouw gemaakt heeft” (Mt. 19, 4), heeft de mens op bijzondere wijze deelgenoot willen maken aan zijn scheppingswerk; daarom zegende Hij man en vrouw en sprak tot hen: „Weest vruchtbaar en vermenigvuldigt u” (Gen. 1, 28). Dientengevolge hebben de ware beleving van de huwelijksliefde en heel de daaruit voortvloeiende structuur van het gezinsleven tot doel, zonder dat men daarom de andere doeleinden van het huwelijk mag onderschatten, aan de echtgenoten de edelmoedige bereidheid te geven om samen te werken met de liefde van de Schepper en Verlosser, die door hen zijn gezin voortdurend uitbreidt en verrijkt.
In de opdracht het menselijk leven door te geven en hun kinderen op te voeden, hetgeen als de eigen zending van de echtgenoten moet worden beschouwd, weten zij zich medewerkers van de liefde van God, de Schepper, en als het ware zijn tolken. Zij zullen dus hun taak met menselijke en christelijke verantwoordelijkheid vervullen; en in een geest van volgzame eerbied jegens God en in gezamenlijk beraad en met gezamenlijke inspanning zullen zij zich een goed gefundeerd oordeel trachten te vormen, daarbij rekening houdend zowel met hun eigen welzijn als met dat van hun reeds geboren en toekomstige kinderen. Zij zullen daarbij ook letten op de materiële en geestelijke factoren van hun tijd en van hun situatie, en tenslotte zullen zij daarbij rekening houden met het welzijn van het gezin van de burgerlijke samenleving en ook van de Kerk. In laatste instantie zijn het de echtgenoten zelf, die dit oordeel voor het aanschijn van God moeten vormen. Wat hun wijze van handelen betreft: de christelijke echtgenoten moeten wel weten, dat zij niet naar eigen willekeur kunnen handelen, maar zich altijd moeten laten leiden door hun geweten, hetwelk zich moet richten naar de goddelijke wet zelf, in volgzaamheid jegens het kerkelijk leerambt, dat die wet gezagvol vertolkt in het licht van het Evangelie. Deze goddelijke wet toont de echtgenoten de volle betekenis van de huwelijksliefde, beschermt haar en voert haar tot haar echt menselijke voltooiing. Dan zullen de christelijke echtgenoten, wanneer zij, vertrouwend op Gods Voorzienigheid en in een geest van offerbereidheid Vgl. 1 Kor. 7, 5 hun taak van voortplanting met edelmoedige, menselijke en christelijke verantwoordelijkheid vervullen, de Schepper verheerlijken en streven naar de volmaaktheid in Christus. Onder de echtgenoten, die aldus de hun door God toevertrouwde taak volbrengen, verdienen bijzonder vermeld te worden degenen, die na gemeenschappelijk en rijp overleg, grootmoedig ook een groot aantal kinderen willen aanvaarden en waardig willen opvoeden. Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de Italiaanse Bond voor het Grote Gezin, Tra le visite (22 jan 1958), 2-4
Het huwelijk is echter niet alleen ingesteld voor de voorplanting, maar zijn aard zelf als onontbindbaar verbond tussen personen en het welzijn van de kinderen vereisen, dat ook de wederzijdse liefde van de echtgenoten zich uit op de juiste manier, steeds toeneemt en rijper wordt. Vandaar dat, ook als er geen kinderen zijn, ondanks het vaak zo vurig verlangen van de echtgenoten, het huwelijk blijft bestaan als gemeenschap en verbondenheid van heel het leven, en zijn waarde en onontbindbaarheid behoudt.
Het Concilie weet, dat de echtgenoten dikwijls door bepaalde factoren van het moderne leven worden belemmerd bij de harmonische ordening van hun huwelijksleven, en in een situatie kunnen verkeren waarin hun kindertal zich, althans tijdelijk, niet mag uitbreiden en waarin het niet gemakkelijk is, de beleving van de trouwe huwelijksliefde en de volledige levensgemeenschap te handhaven. Waar nu de intimiteit van het huwelijksleven wordt stil gelegd, kan de huwelijkstrouw niet zelden gevaar lopen en het welzijn van de kinderen schade lijden; want dan dreigt er gevaar voor de opvoeding van de kinderen en voor een moedig aanvaarden van meer kinderen.
Er zijn mensen, die voor deze problemen ongeoorloofde oplossingen durven voorstellen en zelfs niet terugschrikken voor moord. De Kerk wijst er echter op, dat er geen werkelijke tegenspraak kan bestaan tussen de goddelijke wetten betreffende de voortplanting van het leven en de wetten omtrent de ontplooiing van de ware huwelijksliefde.
God immers, de Heer van het leven, heeft de mensen de verheven opdracht gegeven, het leven in stand te houden, een opdracht, die op menswaardige wijze vervuld moet worden. Het leven moet daarom vanaf de conceptie met de grootste zorg beschermd worden.
Vruchtafdrijving en kindermoord zijn afschuwelijke misdrijven. De menselijke seksualiteit en het menselijk voortplantingsvermogen gaan ver uit boven hetgeen aanwezig is op de langere trappen van het leven. Derhalve moeten ook de specifieke daden zelf van het huwelijksleven, geordend overeenkomstig die echte menselijke waardigheid, met grote eerbied worden omgeven. Wanneer het er om gaat de huwelijksliefde in overeenstemming te brengen met een verantwoorde voortplanting, dan hangt het zedelijk karakter van het handelen dus niet alleen af van de oprechte bedoeling en van de waardering van de motieven, maar moet bepaald worden volgens objectieve criteria, ontleend aan de natuur van de persoon en zijn handelingen, criteria, die onverkort en betekenis van de wederzijdse overgave en van de menselijke voortplanting handhaven in het kader van de ware liefde. Dit is echter niet mogelijk zonder ernstige toeleg op de deugd van de huwelijkskuisheid. Uitgaande van deze beginselen mogen de kinderen van de Kerk bij de geboorteregeling geen wegen inslaan, die door het leerambt, bij zijn interpretatie van de goddelijke wet, worden afgekeurd. Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over het Christelijk huwelijk, met inachtneming der in gezin en maatschappij heersende toestanden, noden, dwalingen en misbruiken, Casti Connubii (31 dec 1930), 63-66 Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot het congres van de Italiaanse katholieke unie van verloskundigen over morele aspecten van huwelijksleven en zwangerschap, Vegliare con sollecitudine - Over morele aspecten van huwelijksleven en zwangerschap (29 okt 1951) Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot het H. College bij gelegenheid van zijn naamfeest (23 juni 1964), 13 Sommige vraagstukken, die nog een nadere en nauwkeuriger bestudering behoeven, zijn op bevel van de paus toevertrouwd aan een Commissie voor de bestudering van de demografie, het gezin en de bevolkingsaanwas. Wanneer deze commissie haar taak volbracht heeft, zal de paus zelf zijn oordeel geven. Daarom wil de heilige Synode bij deze stand van de leer van het Leerambt, niet onmiddellijk concrete oplossingen voorstellen.
Laten allen echter voor ogen houden, dat het menselijk leven en de opdracht om dit door te geven zich niet beperken tot de horizon van deze wereld en niet daardoor alleen kunnen worden bepaald en begrepen, maar altijd gericht zijn op de eeuwige bestemming van de mensen.
1. De internationale samenwerking is hoogst noodzakelijk, waar het gaat over volken, die tegenwoordig zeer dikwijls, naast zoveel andere moeilijkheden, ook nog de bijzondere lasten moeten dragen, die een gevolg zijn van hun snelle bevolkingsaanwas. Hier bestaat de dwingende noodzaak om met de volledige en onvermoeide medewerking van allen, vooral van de rijkere volkeren, te onderzoeken, hoe men hun het nodige voor levensonderhoud en passend onderricht van de mensen kan verschaffen en hoe de mensengemeenschap in haar geheel daarvan kan profiteren. Verschillende volken zouden hun levenspeil kunnen verbeteren, als zij, na een juiste scholing, de ouderwetse landbouwmethoden zouden vervangen door moderne technieken en deze op een verstandige manier zouden aanpassen aan hun eigen situatie; daarbij zouden zij tevens tot een betere sociale orde moeten komen en moeten overgaan tot een billijke verdeling van het grondbezit. In de Latijnse tekst van L’Osservatore Romano zijn hier blijkbaar enkele regels uitgevallen. De Nederlandse vertaling volgt hier de Italiaanse en Franse vertaling
2. Wat betreft de bevolkingsproblemen van een land heeft de regering bepaalde rechten en plichten binnen de grenzen van haar bevoegdheid, bijv. met betrekking tot de wetgeving omtrent het sociale leven en het gezin, de trek van de landbouwbevolking naar de steden, de informatie over de toestand en de behoeften van het land. Nu in onze tijd dit probleem de geesten zozeer bezig houdt, is het ook te wensen, dat katholieke deskundigen in al deze sectoren, vooral aan de universiteiten, hun studies en initiatieven met energie voortzetten en breder uitbouwen.
3. Velen beweren, dat de aanwas van de wereldbevolking of minstens van de bevolking van bepaalde landen radicaal moet worden afgeremd met alle middelen en met elke soort van maatregelen van de publieke overheid. Daarom spoort het Concilie allen aan, zich te onthouden van oplossingen, die in strijd zijn met de zedenwet en die publiek of door particulieren worden gepropageerd en soms worden opgelegd. Want krachtens het onvervreemdbaar recht van de mens op huwelijk en voortplanting, hangt de beslissing omtrent het aantal kinderen, dat de ouders ter wereld willen brengen, af van hun juiste oordeel en kan op geen enkele wijze worden overgelaten aan de beslissing van de publieke overheid. Omdat echter het oordeel van de ouders een goed gevormd geweten veronderstelt, is het van groot belang, dat allen de mogelijkheid wordt geboden zich een juiste en echt menselijke verantwoordelijkheid eigen te maken, die de goddelijke wet respecteert en tevens rekening houdt met het geheel der omstandigheden. Dit vereist overal een verbetering van de pedagogische methoden en van de sociale omstandigheden, en vooral een godsdienstige vorming of tenminste een gezonde morele opvoeding. Verder moeten de mensen op een verstandige manier worden ingelicht omtrent de wetenschappelijke vooruitgang in het zoeken naar methoden die gehuwden kunnen helpen bij de geboorteregeling, wanneer eenmaal de betrouwbaarheid van deze methoden vast staat en hun morele geoorloofdheid zeker is.