7 december 1965
De huidige geestelijke onrust en de diepgaande veranderingen in de levensomstandigheden hangen samen met een meer radicale verandering, waardoor men bij de intellectuele vorming steeds grotere waarde toekent aan de mathematische, fysische en menswetenschappen, en op praktisch terrein aan de techniek, die de vrucht is van deze wetenschappen. Deze wetenschappelijke mentaliteit drukt op de cultuur en op het denken een geheel ander stempel dan voorheen. De techniek neemt zo’n hoge vlucht, dat ze de aarde van aanschijn doet veranderen en bezig is de kosmische ruimte te veroveren.
Ook over de tijd breidt de menselijke geest zijn heerschappij enigermate uit: over het verleden door middel van de geschiedvorsing, over de toekomst door zijn vooruitziende kracht en zijn planning. De vooruitgang van de biologische, psychologische en sociale wetenschappen stelt de mens niet alleen in staat tot een betere kennis van zich zelf, maar maakt het hem ook mogelijk, om door middel van technische methoden rechtstreeks invloed uit te oefenen op het leven van de gemeenschappen. Tevens tracht de mensheid steeds meer haar toekomstige bevolkingsaanwas te overzien en onder haar controle te brengen.
De geschiedenis zelf ontwikkelt zich in zo'n snel tempo, dat de individuen deze ontwikkeling nauwelijks kunnen bijhouden. De mensengemeenschap beleeft steeds meer een gemeenschappelijk lot, dat niet meer uiteenvalt in aparte stukken geschiedenis. Zo groeit de mensheid van een meer statisch begrip van orde naar een dynamisch begrip, dat is afgestemd op ontwikkeling, met als gevolg een matig complex van nieuwe problemen, dat dringend vraagt om nieuwe analysen en synthesen.