7 december 1965
Het Woord Gods, waardoor alles is geworden en dat Zelf vlees is geworden is op aarde komen wonen onder de mensen. Vgl. Joh. 1, 3.14 Het is als volmaakt mens de geschiedenis van de wereld binnen getreden en heeft haar in Zich opgenomen en tot eenheid gebracht. Vgl. Ef. 1, 10 Hij openbaart ons, "dat God liefde is” (1 Joh. 4, 8), en terzelfder tijd leert Hij ons, dat de fundamentele wet van de menselijke volmaaktheid en bij gevolg van de omvorming van de wereld is: het nieuwe gebod van de liefde. Aan allen, die in de goddelijke liefde geloven, geeft Hij de zekerheid, dat de weg van de liefde voor alle mensen open staat en dat het streven naar de vestiging van een universele broederlijkheid niet zinloos is. Tegelijk vermaant Hij ons, dat die liefde niet alleen beoefend moet worden in schitterende daden, maar vóór alles in het gewone leven van iedere dag. Door voor ons allen, zondaars, te sterven Vgl. Joh. 3, 14-16 Vgl. Rom. 5, 8-10 leert Hij ons door zijn voorbeeld, dat wij ook het kruis moeten dragen, het kruis, dat het vlees en de wereld op de schouders leggen van hen, die vrede en rechtvaardigheid zoeken.
Door zijn verrijzenis tot Heer aangesteld, werkt Christus, aan wie alle macht is gegeven in de hemelen op aarde Vgl. Hand. 2, 36 Vgl. Mt. 28, 18 , thans door de kracht van zijn Geest in de harten der mensen. Hij wekt in hen niet alleen het verlangen naar de toekomstige wereld, maar door dit verlangen bezielt, zuivert en versterkt Hij ook het edelmoedig streven, waardoor de mensheid haar leven menselijker tracht te maken en heel de aarde te richten op dit doel. Maar de gaven van de Geest zijn verschillend. Sommigen roept Hij om een duidelijk getuigenis af te leggen van het verlangen naar de hemelse woning en om dit verlangen in de mensenfamilie levendig te houden; anderen roept Hij om zich aan de aardse dienst van de mensen te wijden en om door dit dienstbetoon de bouwstenen voor het hemels koninkrijk te leveren. Maar van allen maakt Hij vrije mensen, die, door het verzaken aan de eigenliefde en door alle aardse krachten te benutten voor het menselijk leven, zich moedig op weg begeven naar de toekomst, wanneer de mensheid zelf een welgevallige offerande zal worden voor God. Vgl. Rom. 15, 16
Als een onderpand van deze hoop en als voedsel voor de reis heeft de Heer aan de zijnen het sacrament van het geloof nagelaten, waarin elementen van de natuur, door de mens gecultiveerd, worden veranderd in het glorievol Lichaam en Bloed; dit is de maaltijd van de broederlijke gemeenschap en een voorsmaak van het hemels gastmaal.