7 december 1965
Omdat alle mensen, begiftigd met een redelijke ziel en geschapen naar Gods beeld, dezelfde natuur en dezelfde oorsprong bezitten, en omdat zij, door Christus verlost, dezelfde goddelijke roeping en bestemming hebben, daarom moet men steeds meer fundamentele gelijkheid van alle erkennen.
Zeker, niet alle mensen zijn gelijk met betrekking tot hun fysieke capaciteiten, die sterk variëren, en met betrekking tot hun verstandelijk en moreel vermogen, dat verschillend is. Maar iedere vorm van discriminatie betreffende de fundamentele rechten van de persoon, hetzij sociaal of cultureel, op grond van sekse, ras, kleur, stand, taal of godsdienst moet worden overwonnen en uitgebannen, als in strijd met Gods plan.
Het is inderdaad te betreuren dat deze fundamentele rechten van de persoon nog niet overal worden geëerbiedigd. Dat laatste is bijv. het geval, wanneer men aan de vrouw het recht ontzegt, vrij haar echtgenoot te kiezen en haar levensstaat te bepalen of eenzelfde opvoeding en ontwikkeling te ontvangen als de man.
Bovendien eist de gelijke waardigheid van de personen, ondanks rechtmatige verschillen tussen de mensen, de verwezenlijking van rechtvaardige en meer menselijke levensomstandigheden Want de buitensporige economische en sociale ongelijkheid tussen de leden of de volken van de éne mensenfamilie is een ergernis; ze is in strijd met de sociale rechtvaardigheid, de billijkheid, de waardigheid van de menselijke persoon en een beletsel voor de sociale en internationale vrede.
De particuliere of publieke menselijke instellingen moeten zich dienstbaar trachten te maken aan de waardigheid en het doel van de mens. Tevens moeten ze iedere vorm van sociale en politieke slavernij energiek bestrijden en opkomen voor de fundamentele rechten van de mensen onder ieder politiek regiem.
Zelfs moeten deze instellingen zich geleidelijk afstemmen op de geestelijke werkelijkheden, die de hoogste zijn van alle, ook al is er soms veel tijd nodig om het gewenste doel te bereiken.