7 december 1965
De onderlinge afhankelijkheid, die met de dag sterker wordt en zich geleidelijk tot heel de wereld uitbreidt, brengt met zich mee, dat het algemeen welzijn – d.i. het geheel van voorwaarden van sociaal leven, die zowel de groepen als de individuen is staat stellen, hun eigen vervolmaking vollediger en gemakkelijker te verwezenlijken – tegenwoordig steeds meer iets universeels wordt en dientengevolge rechten en plichten in zich sluit, die heel het menselijk geslacht raken. Iedere groep moet rekening houden met de behoeften en de rechtmatige aspiraties van andere groepen en meer nog met het algemeen welzijn van heel de mensenfamilie. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961), 56
Tegelijk echter groeit het besef van de buitengewone waardigheid van de menselijke persoon, omdat deze alles te boven gaat en zijn rechten en plichten universeel zijn en onschendbaar. Daarom moet de mens de beschikking krijgen over alles, wat hij voor een echt menswaardig bestaan nodig heeft, zoals voedsel, kleding, huisvesting, het recht om in vrijheid zijn levensstaat te kiezen en om een gezin te stichten, het recht tot opvoeding, het recht op arbeid, goede naam, eerbied, passende informatie, het recht om te handelen volgens de juiste norm van zijn geweten, het recht op de bescherming van zijn privéleven en op een rechtmatige vrijheid, ook op godsdienstig gebied.
De sociale orde en de vooruitgang daarvan moeten derhalve steeds ten goede komen aan het welzijn van de personen, omdat nu eenmaal de orde van de dingen ondergeschikt moet zijn aan de orde van de personen en niet omgekeerd: zoals de Heer zelf dit aanduidt, wanneer Hij zegt, dat de sabbat er is om de mens, en niet de mens om de sabbat. Vgl. Mc. 2, 27 Deze orde moet altijd meer ontwikkeld worden, ze moeten haar fundament hebben in de waarheid haar opbouw krijgen in de rechtvaardigheid, haar bezieling vinden in de liefde, en een steeds menselijker evenwicht in de vrijheid. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 37 De verwerkelijking van dit alles eist een mentaliteitsvernieuwing en ingrijpende veranderingen in de samenleving.
Gods Geest, die met wonderbare voorzienigheid loop der tijden regelt en het aanschijn der aarde vernieuwt, is aanwezig bij deze ontwikkeling. Het zuurdeeg van het Evangelie heeft in het hart van de mens deze onweerstaanbare eis tot eerbiediging van zijn waardigheid gewerkt en werkt die nog.
Om over te gaan tot praktische en meer urgente gevolgtrekkingen: het Concilie dringt aan op eerbied voor de mens; iedereen moet zijn naaste, zonder enige uitzondering, beschouwen als zijn ”ander ik”; hij moet vóór alles rekening houden met zijn leven en met de middelen, die nodig zijn om dat leven waardig te kunnen beleven Vgl. Jak. 2, 15-16 , anders wordt hij als de rijke, die niet de minste zorg toonde voor de arme Lazarus Vgl. Lc. 16, 18-31 .
Vooral tegenwoordig rust op ons de dwingende plicht om ons zelf de naaste te tonen van iedere mens, wie dan ook, en hem, waar wij hem op onze weg ontmoeten, metterdaad te helpen, of het nu gaat om een oude man, die door allen verlaten is, of om de buitenlandse arbeider, die onrechtvaardig veracht wordt, of om de ontheemde, of om het onwettig geboren kind, dat onverdiend moet lijden om de zonde, die het zelf niet bedreef, of om de hongerige, die een beroep doet op ons geweten en ons herinnert aan het woord van de Heer: ”Al wat gij gedaan hebt voor één dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan” (Mt. 25, 40).
Verder: Alles wat een aanslag betekent op het leven zelf, zoals iedere soort van doodslag, volkenmoord, abortus, euthanasie en ook vrijwillige zelfmoord; alles wat een aantasting inhoudt van de integriteit van de menselijke persoon, zoals verminkingen, fysieke of geestelijke folteringen, psychische dwangmiddelen; als wat de menselijke waardigheid kwetst, zoals mensonwaardige levensomstandigheden, willekeurige gevangenneming, deportatie, slavernij, prostitutie, handel in vrouwen en jonge mensen: of ook onterende arbeidsvoorwaarden die de arbeiders verlagen tot louter werktuigen om winst te maken, zonder respect voor hen als verantwoordelijke personen; al deze en dergelijke praktijken zijn inderdaad infaam. Zij zijn een aantasting van de menselijke beschaving en zij werpen meer een smet op hen die zich zo gedragen dan op hen die het onrecht hebben te verdragen. En zij zijn volledig in tegenspraak met de eer van de Schepper.
Omdat alle mensen, begiftigd met een redelijke ziel en geschapen naar Gods beeld, dezelfde natuur en dezelfde oorsprong bezitten, en omdat zij, door Christus verlost, dezelfde goddelijke roeping en bestemming hebben, daarom moet men steeds meer fundamentele gelijkheid van alle erkennen.
Zeker, niet alle mensen zijn gelijk met betrekking tot hun fysieke capaciteiten, die sterk variëren, en met betrekking tot hun verstandelijk en moreel vermogen, dat verschillend is. Maar iedere vorm van discriminatie betreffende de fundamentele rechten van de persoon, hetzij sociaal of cultureel, op grond van sekse, ras, kleur, stand, taal of godsdienst moet worden overwonnen en uitgebannen, als in strijd met Gods plan.
Het is inderdaad te betreuren dat deze fundamentele rechten van de persoon nog niet overal worden geëerbiedigd. Dat laatste is bijv. het geval, wanneer men aan de vrouw het recht ontzegt, vrij haar echtgenoot te kiezen en haar levensstaat te bepalen of eenzelfde opvoeding en ontwikkeling te ontvangen als de man.
Bovendien eist de gelijke waardigheid van de personen, ondanks rechtmatige verschillen tussen de mensen, de verwezenlijking van rechtvaardige en meer menselijke levensomstandigheden Want de buitensporige economische en sociale ongelijkheid tussen de leden of de volken van de éne mensenfamilie is een ergernis; ze is in strijd met de sociale rechtvaardigheid, de billijkheid, de waardigheid van de menselijke persoon en een beletsel voor de sociale en internationale vrede.
De particuliere of publieke menselijke instellingen moeten zich dienstbaar trachten te maken aan de waardigheid en het doel van de mens. Tevens moeten ze iedere vorm van sociale en politieke slavernij energiek bestrijden en opkomen voor de fundamentele rechten van de mensen onder ieder politiek regiem.
Zelfs moeten deze instellingen zich geleidelijk afstemmen op de geestelijke werkelijkheden, die de hoogste zijn van alle, ook al is er soms veel tijd nodig om het gewenste doel te bereiken.