• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x
Vormen en oorzaken van het atheïsme

De diepste grond van de waardigheid van de mens bestaat in zijn roeping tot de gemeenschap met God. Reeds bij zijn geboorte ontvangt de mens de uitnodiging tot een dialoog met God. Want hij bestaat alleen, doordat hij door God uit liefde is geschapen en door Hem altijd uit liefde in stand wordt gehouden; en zijn leven is alleen dan volledig volgens de waarheid, wanneer hij die liefde in vrijheid erkent en zich aan zijn Schepper toevertrouwt. Maar veel van onze tijdgenoten zien deze innerlijke levensverbondenheid met God in het geheel niet of verwerpen haar uitdrukkelijk. Zodoende is het atheïsme een van de meest ernstige feiten van onze tijd en verdient het een zeer nauwkeurige bestudering.

Met de term “atheïsme” worden zeer uiteenlopende verschijnselen aangeduid. Sommigen loochenen uitdrukkelijk het bestaan van God, anderen menen, dat de mens omtrent Hem helemaal niets kan zeggen. Weer anderen gebruiken bij de bestudering van het Godsprobleem een methode, die dit probleem doet voorkomen als geen zin hebbend. Velen overschrijden op onverantwoorde wijze de grenzen van de positieve wetenschappen en willen ofwel alles verklaren uitsluitend uit dit wetenschappelijk oogpunt ofwel vervallen in een ander uiterste door geen enkele absolute waarheid meer aan te nemen. Sommigen verheffen de mens tot zulk een hoogte, dat daardoor het geloof in God als het ware wordt verlamd; zij schijnen eerder geneigd de mens op de voorgrond te plaatsen dan God te loochenen. Anderen stellen zich God zó voor, dat de voorstelling, die zij verwerpen, niets te maken heeft met de God van het Evangelie. Anderen stellen zich niet eens het probleem van God, alsof zij geen enkele godsdienstige onrust voelen en niet begrijpen, waarom zij zich druk zouden maken over godsdienst. Het atheïsme komt bovendien niet zelden voort uit een heftig protest tegen het kwaad in de wereld ofwel uit het feit, dat men een bepaalde menselijke waarden foutief de kenmerken van het absolute toekent, zodat deze waarden de plaats van God innemen. Ook de moderne beschaving kan, weliswaar niet uit zich zelf, maar omdat ze te veel opgaat in het aardse, dikwijls oorzaak zijn, dat men God moeilijker vindt.

Zeker, wie vrijwillig zijn hart voor God tracht te sluiten en godsdienstige problemen uit de weg wil gaan, tegen de stem van zijn geweten in, is niet vrij van schuld; toch zijn ook de gelovigen zelf hiervoor dikwijls in bepaalde mate verantwoordelijk. Het atheïsme is immers, als men het in zijn geheel beschouwt, niet iets, dat uit zich zelf ontstaat, maar uit verschillende oorzaken, waartoe ook behoort een kritische reactie tegen de godsdiensten en wel, in bepaalde streken, vooral de christelijke godsdienst. Daarom kunnen de gelovigen in belangrijke mate schuld hebben aan het ontstaan van het atheïsme, voor zover men moet toegeven, dat zij door het verwaarlozen van hun geloofsontwikkeling, door een onjuiste uiteenzetting van de leer of ook door tekorten in hun godsdienstig, redelijk en maatschappelijk leven, het ware gelaat van God en godsdienst verduisteren in plaats van dit helder te doen uitkomen.

Het atheïsme als systeem

Het moderne atheïsme vertoont dikwijls ook een systematische vorm, die, om te zwijgen van andere oorzaken, het streven naar autonomie van de mens zo ver doorvoert, dat het zich verzet tegen elke afhankelijkheid ten opzicht van God. De aanhangers van dit soort atheïsme laten de vrijheid hierin bestaan, dat de mens zich zelf tot doel is en dat hij alleen de maker en de bouwer is van zijn eigen geschiedenis; dit kan volgens hen niet samengaan met de erkenning van een opperste Heer, als Maker en doel van alle dingen, of maakt minstens het aanvaarden van zo’n opperste Heer overbodig. Deze leer kan in de hand gewerkt worden door het machtsgevoel, dat de moderne technische vooruitgang in de mens oproept.

Als een van de vormen van het moderne atheïsme moet zeker vermeld worden het atheïsme, dat de vrijwording van de mens vooral verwacht van zijn economische en sociale vrijwording. De godsdienst, zo beweert het, staat krachtens zijn aard deze vrijwording in de weg, voor zover hij de hoop van de mens richt op een toekomstig leven, dat slechts schijn zou zijn, en hem daardoor afhoudt van het opbouwen van de aardse Stad. Waar dus de aanhangers van deze leer aan de macht komen, bestrijden zij heftig de godsdienst en verbreiden zij het atheïsme ook met die dwangmiddelen, waarover de publieke overheid kan beschikken, en zij doen dit vooral bij de opvoeding van de jeugd.

De houding van de Kerk tegenover het atheïsme

De Kerk, getrouw aan haar verplichtingen jegens God en de mensen, moet noodzakelijk met alle kracht en met droefheid in het hart deze verderfelijke leer en activiteit afwijzen, gelijk zij dat vroeger steeds gedaan heeft, omdat ze in strijd zijn met het menselijk verstand en met de algemene menselijke ervaring, en de mens beroven van zijn aangeboren waardigheid Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over het goddeloze communisme, Divini Redemptoris (19 mrt 1937) Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over het communisme en de Kerk in China, Ad Apostolum Principis (29 juni 1958) Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen, Mater et Magistra (15 mei 1961), 101-103 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de Kerk, Ecclesiam Suam (6 aug 1964), 103-105

Zij tracht echter de verborgen redenen, die de atheïsten voor de loochening van God menen te hebben, te ontdekken. En in het bewustzijn van de ernst van de problemen, die door het atheïsme gesteld worden, en bezield door liefde voor alle mensen, meent zij, dat deze redenen een serieuze en diepgaande bestudering verdienen.

De Kerk houdt, dat de erkenning van God geenszins in strijd is met de waardigheid van de mens, omdat deze waardigheid haar fundament en haar vervolmaking vindt in God zelf. De mens immers ontvangt van de scheppende God de gaven van verstand en vrijheid en wordt zo door Hem in de samenleving geplaatst, maar bovenal ontvangt hij de roeping tot de gemeenschap met God als zijn kind en tot het deel hebben aan Gods eigen geluk. De Kerk leert verder, dat de eschatologische verwachting geen afbreuk doet aan de betekenis van de aardse taken, maar aan het vervullen daarvan juist de steun geeft van nieuwe motieven. Ontbreken daarentegen de basis van het Godsgeloof en de hoop op het eeuwig leven, dan wordt de waardigheid van de mens ernstig aangetast, zoals men tegenwoordig dikwijl kan constateren, en blijven de raadsels van het leven en dood, schuld en lijden onoplosbaar, met als gevolg, dat de mensen niet zelden wegzinken in wanhoop.

Intussen blijft elke mens voor zich zelf een onopgelost probleem, waarvan hij vaag de omvang vermoedt. Er zijn immers momenten in het leven, vooral dieper ingrijpende gebeurtenissen, waarbij niemand aan de bovengenoemde vraag ontkomt. Op deze vraag geeft alleen God volledig en met zekerheid het antwoord, Hij, die de mens roept tot hogere gedachten en tot een nederiger zoeken.

Het geneesmiddel tegen het atheïsme mag men verwachten van een juiste uiteenzetting van de kerkelijke leer en van een ongerept leven van de Kerk en haar leden. Want de Kerk heeft als opdracht, God de Vader en zijn mens-geworden Zoon tegenwoordig te stellen en als het ware zichtbaar te maken, door zich zelf onder de leiding van de Heilige Geest voortdurend te vernieuwen en te zuiveren Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8 Dit geschiedt vooral door het getuigenis van een levend en rijp geloof, zó gevormd, dat het in staat is, de moeilijkheden duidelijk te zien en ze te overwinnen. Een prachtig getuigenis van zulk een geloof gaven en geven nog steeds talrijke martelaren. Dit geloof moet zijn vruchtbaarheid tonen door het gehele leven van de gelovigen, ook het profane leven, te doordringen, en hen te brengen tot rechtvaardigheid en liefde, vooral jegens de noodlijdenden. Het tonen van Gods aanwezigheid wordt tenslotte vooral bevorderd door de broederlijke liefde van de gelovigen, die eensgezind werken voor het geloof in het Evangelie Vgl. Fil. 1, 27 en een duidelijk teken vormen van eenheid.

Hoewel de Kerk het atheïsme volstrekt afwijst, spreekt zij toch als haar eerlijke overtuiging uit, dat alle mensen, gelovigen en niet-gelovigen, mee moeten werken aan de juiste opbouw van deze wereld, die hun gezamenlijke woonplaats is. Dit is uiteraard niet mogelijk zonder een oprechte en verstandige dialoog. Ze betreurt het daarom, dat de burgerlijke overheid in sommige landen een onrechtvaardig onderscheid maakt tussen gelovigen en niet-gelovigen en de fundamentele rechten van de menselijke persoon niet erkent. Zij eist voor de gelovigen de daadwerkelijke vrijheid op om in deze wereld ook Gods tempel te kunnen oprichten. En zij nodigt de atheïsten welwillend uit, om het Evangelie van Christus met openheid te beschouwen.

De Kerk weet immers maar al te goed, dat haar boodschap tegemoet komt aan de geheimste verlangens van het menselijk hart, wanneer zij de waardigheid van de menselijke roeping verdedigt en zo opnieuw hoop geeft aan hen, die wanhopen aan hun hogere bestemming. Haar boodschap betekent geen aantasting van de mens, maar geeft hem veeleer licht, leven en vrijheid om zich te kunnen ontwikkelen; en buiten deze boodschap is niets in staat, het hart van de mens te bevredigen: „Gij hebt ons voor U gemaakt” , Heer „en ons hart is onrustig, totdat het rust vindt in U” H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. I, 1: P.L. 32, 661

Document

Naam: GAUDIUM ET SPES
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
Soort: 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Datum: 7 december 1965
Copyrights: © 1968, Ecclesia Docens 0724, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Bewerkt: 6 oktober 2022

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test