7 december 1965
Inderdaad, de verschillende spanningen, die op de moderne wereld drukken houden verband met de diepere disharmonie, die wortelt in het hart van de mens. Want juist in de mens zelf woelen er allerlei tegenstrijdige elementen Van ene kant immer ervaart hij als schepsel op allerlei wijze zijn beperktheid: van de andere kan voelt hij zich onbeperkt in zijn verlangens en groepen tot een hoger leven. Aangetrokken door talrijke begerenswaardige dingen, is hij steeds gedwongen een keuze te doen en aan sommige daarvan te verzaken. Bovendien zwak en zondig als hij is, doet hij niet zeiden datgene, wat hij niet wil, en datgene, wat hij zou willen, doet hij niet. Vgl. Rom. 7, 14 vv. Vandaar lijdt hij aan een innerlijke verdeeldheid, die ook de bron is van zoveel ernstige onenigheden in de maatschappij. Zeker, zeer velen, die in hun leven een praktisch materialisme huldigen, hebben geen duidelijk besef van deze tragische toestand, of komen minstens, ten gevolge van hun ellende, er niet toe, daarover na te denken. Velen menen rust te kunnen vinden in allerlei interpretaties van de werkelijkheid. Sommigen verwachten de ware en volledige vrijwording van de mensheid alleen van de menselijke inspanning, in de overtuiging, dat de toekomstige heerschappij van de mens over de aarde de vervulling zal brengen van al zijn hartenwensen. Er zijn er ook, die aan het leven geen enkele zin meer kunnen geven en het als een daad van moed beschouwen, wanneer men door zijn eigen denken alleen heel de zin van het menselijk bestaan tracht te bepalen, omdat men meent, dat dit bestaan in zich zelf geen enkele zin heeft. Toch groeit, bij het zien van de huidige ontwikkeling van de wereld, met de dag het aantal van hen, die zich de meest fundamentele vragen stellen of deze met nieuwe kracht bij zich voelen opkomen: Wat is de mens? Wat is de zin van het lijden, van het kwaad, van de dood, die ondanks alle vooruitgang toch maar blijven bestaan? Wat zijn al die veroveringen waard, die tegen zulk een hoge prijs zijn verkregen? Wat heeft de mens aan de samenleving te bieden en wat mag hij van haar verwachten? Wat komt er na dit aardse leven?
Welnu, de Kerk gelooft, dat Christus, die voor allen is gestorven en verrezen Vgl. 2 Kor. 5, 15 , door zijn Geest aan de mens het licht en de kracht schenkt om aan zijn verheven roeping te kunnen beantwoorden; en dat er geen andere naam onder de hemel aan de mensen is gegeven, waarin zij gered moeten worden. Vgl. Hand. 4, 12 De Kerk gelooft eveneens, dat in haar Heer en Meester de sleutel, het middelpunt en het einddoel zijn gelegen van de gehele geschiedenis der mensheid. De Kerk verklaart verder, dat er onder alle veranderingen vele elementen liggen, die niet veranderen en hun diepste fundament hebben in Christus, die dezelfde is, gisteren, heden en in eeuwigheid. Vgl. Hebr. 13, 8 In het licht van Christus dus, het beeld van de onzichtbare God, de Eerstgeborene van heel de schepping Vgl. Kol. 1, 15 , wil het Concilie zich richten tot allen om het mysterie van de mens te belichten en om mee te werken aan de oplossing van de voornaamste problemen van onze tijd.
In werkelijkheid vindt het mysterie van de mens alleen klaarheid in het licht van het mysterie van het mensgeworden Woord. Want Adam, de eerste mens, was een voorafbeelding van de mens, die komen moest Vgl. Rom. 5, 14 Vgl. Tertullianus, De Resurrectione Carnis. 6: "Al wat als stof gevormd werd, was een verwijzing naar Christus, de mens die komen moest”: P.L. 2, 282; CSEL, 47, p. 33, l. 12-13, Christus, de Heer. Christus de nieuwe Adam, doet, juist door het geheim van de Vader en zijn liefde te openbaren, de mens volledig zien, wie de mens is,en onthult hem zijn hoogverheven roeping. Het is dus niet te verwonderen, dat de boven genoemde waarheden in Hem haar oorsprong en haar hoogste verwezenlijking vinden.
Hij, ”het Beeld van de onzichtbare God” (Kol. 1, 15) Vgl. 2 Kor. 4, 4 , is de volmaakte mens; Hij heeft aan de kinderen van Adam de gelijkenis met God teruggegeven, die reeds bij het begin door de eerste zonde was misvormd. Juist omdat Hij de menselijke natuur heeft aangenomen, zonder dat deze vernietigd werd Vgl. 2e Concilie van Constantinopel, 8e Zitting - Canones, Sessio VIII - Canones (2 juni 553), 8. ”Het Goddelijk Woord is niet veranderd in de menselijke natuur, en de menselijke natuur is niet veranderd in de natuur van het Woord” Denz. 219 (428) Vgl. 3e Concilie van Constantinopel, 18e Zitting - Definitie over de twee willen en werkzaamheden in Christus, Sessio XVIII - Definitio de duabus in Christo voluntatibus et opertionibus, 1. ”Gelijke immers zijn heilige, onbevlekte mensheid door haar vergoddelijking niet werd vernietigd (theotheise ouk anérethé), maar haar eigen zijnswijze en wezen behield.”: Denz. 291 (556) Vgl. Concilie van Chalcedon, 5e Zitting - Over de twee naturen in Christus, Sessio V - Definitio de duabus naturis Christi (22 okt 451), 3. „Men moet belijden, dat Hij is in twee naturen, onvermengd, onveranderlijk, onverdeeld, onscheidbaar.”: Denz. 148 (302), heeft Hij haar ook in ons tot een sublieme waardigheid verheven. Want door zijn menswording heeft Hij, de Zoon Gods zich in zekere zin verenigd met iedere mens. Met menselijke handen heeft Hij gewerkt, met een menselijke geest heeft Hij gedacht, met een menselijke wil heeft Hij gehandeld Vgl. 3e Concilie van Constantinopel, 18e Zitting - Definitie over de twee willen en werkzaamheden in Christus, Sessio XVIII - Definitio de duabus in Christo voluntatibus et opertionibus, 4. "zo ook zijn menselijke wil door zijn vergoddelijking niet vernietigd": Denz. 291 (556), met een menselijk hart heeft Hij liefgehad. Door zijn geboorte uit de Maagd Maria is Hij werkelijk een van de onzen geworden, in alles aan ons gelijk, behalve in de zonde. Vgl. Hebr. 4, 15
Als het onschuldig Lam heeft Hij, door in volle vrijheid zijn Bloed te vergieten, voor ons het leven verdiend, en in Hem heeft God ons verzoend met zich zelf en met elkaar Vgl. 2 Kor. 5, 18-19 Vgl. Kol. 1, 20-22 en ons ontrukt aan de slavernij van de duivel en de zonde. Zo kan ieder van ons met de apostel zeggen: De Zoon Gods „heeft mij liefgehad en zichzelf voor mij overgeleverd” (Gal. 2, 20). Door voor ons te lijden heeft Hij ons niet alleen een voorbeeld gegeven, opdat wij zijn voetstappen zouden volgen Vgl. 1 Pt. 2, 21 Vgl. Mt. 16, 24 Vgl. Lc. 14, 27 maar heeft Hij ook voor ons de weg geopend, waarlangs het leven en de dood worden geheiligd en een nieuwe zin krijgen.
De christenmens, gelijkvormig geworden aan het beeld van de Zoon, die de Eerstgeborene is onder vele broeders Vgl. Rom. 8, 29 Vgl. Kol. 3, 10-14 , ontvangt „de eerstelingen van de Geest” (Rom. 8, 23) waardoor hem het vermogen wordt gegeven, de nieuwe wet van de liefde te vervullen. Vgl. Rom. 8, 1-11 Door deze Geest, die „het handgeld is van onze erfenis” (Ef. 1, 14), wordt de gehele mens innerlijk vernieuwd om eens te komen tot "de verlossing van het lichaam” (Rom. 8, 23). „Als de Geest van hem, die Jezus van de doden heeft opgewerkt, in u woont, zal Hij, die Christus Jezus van de doden heeft doen opstaan, ook uw sterfelijk lichaam eenmaal levend maken door de kracht van zijn Geest, die in u verblijft” . (Rom. 8, 11) Vgl. 2 Kor. 4, 14 Zeker op de christen drukt de noodzaak en de plicht, te midden van veel kwelling strijd te voeren tegen het kwaad en de dood te ondergaan, maar opgenomen in het Paasmysterie en gelijkvormig geworden aan Christus’ dood, gaat hij in de kracht van de hoop de verrijzenis tegemoet. Vgl. Fil. 3, 19 Vgl. Rom. 8, 17
Dit geldt niet alleen van de christenen, maar ook van alle mensen van goede wil, in wie de genade onzichtbaar werkt Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 16. Want omdat Christus voor alle mensen gestorven is Vgl. Rom. 8, 32 en omdat de mens in waarheid maar één roeping heeft, nl. een goddelijke roeping, moet het voor ons zeker zijn, dat de Heilige Geest allen de mogelijkheden biedt om op een wijze, die God bekend is, in dit Paasgeheim te worden opgenomen.
Dit is het grote mysterie van de mens, dat voor de gelovigen oplicht uit de christelijke openbaring. Door Christus en in Christus valt er licht op het raadsel van lijden en dood, dat ons buiten zijn Evangelie zo beangstigt. Christus is verrezen, Hij heeft de dood vernietigd door zijn dood en ons het leven geschonken Zie de Byzantijnse Paasliturgie, opdat wij, als zonen in Gods Zoon in de geest kunnen roepen: Abba, Vader Vgl. Rom. 8, 15 Vgl. Gal. 4, 6 Vgl. Joh. 1, 22 Vgl. 1 Joh. 3, 1-2