7 december 1965
Noot bij de titel . De pastorale Constitutie over "De Kerk in de wereld van onze tijd" bestaat uit twee gedeelten, die echter één geheel vormen. De Constitutie wordt "pastoraal" genoemd, omdat ze, uitgaande van doctrinaire beginselen, de houding van de Kerk wil uiteenzetten ten opzichte van de wereld en de mensen van onze tijd. Daarom ontbreekt in het eerste gedeelte niet de pastorale strekking en in het tweede gedeelte niet de doctrinaire strekking. In het eerste gedeelte behandelt de Kerk haar leer omtrent de mens, de wereld, waartoe de mens behoort, en haar betrekkingen met mens en wereld. In het tweede gedeelte gaat zij nader in op de verschillende aspecten van het moderne leven en de moderne samenleving, vooral op vraagstukken en problemen, die tegenwoordig in dit opzicht meer acuut zijn. Vandaar bestaat de inhoud van dit tweede gedeelte, hoewel belicht vanuit doctrinaire beginselen, niet alleen uit blijvende, maar ook uit contingente elementen. De Constitutie moet dus uitgelegd worden volgens de algemene normen van de theologische interpretatie, waarbij men echter, vooral in het tweede gedeelte, rekening moet houden met de veranderlijke omstandigheden, waarmee de behandelde stof uiteraard samenhangt..
De vreugde en de hoop, het leed en de angst van de hedendaagse mens, vooral van de armen en van alle lijdenden, zijn ook de vreugde en de hoop, het leed en de angst van Christus’ leerlingen; en er is niets echt menselijks, of het vindt weerklank in hun hart. Want de gemeenschap van Christus’ leerlingen bestaat uit mensen, die, in Christus verenigd, door de Heilige Geest worden geleid op hun pelgrimstocht naar het Koninkrijk van de Vader en die de opdracht hebben om de heilsboodschap aan allen door te geven. Zodoende voelt zij zich werkelijk en nauw verbonden met de mensheid en haar geschiedenis.
Daarom richt het Tweede Vaticaans Concilie, na zich dieper te hebben bezonnen op het mysterie van de Kerk, zich thans zonder aarzeling niet alleen tot de leden van de Kerk en tot alle christenen, maar tot alle mensen zonder onderscheid, en het wil hun duidelijk maken hoe het de aanwezigheid van de Kerk ziet in de wereld van onze tijd.
De wereld, die het Concilie op het oog heeft, is dus de wereld van de mensen, de gehele mensengemeenschap met heel het complex van werkelijkheden, waarin zij leeft; de wereld als het toneel van de geschiedenis der mensheid, getekend door haar bedrijvigheid, haar nederlagen en haar overwinningen; de wereld, die, volgens het christelijk geloof, geschapen is en in stand gehouden wordt door de liefde van de Schepper; de wereld, die wel gebukt gaat onder de slavernij van de zonde, maar die Christus door Zijn kruisdood en verrijzenis heeft verlost door haar te bevrijden uit de macht van de Boze om haar aldus Gods plan om te vormen en tot voltooiing te brengen.
In onze tijd is de mensheid vol bewondering voor haar eigen uitvindingen en haar kunnen, maar toch wordt zij vaak beangstigd door allerlei vragen omtrent de huidige ontwikkeling van de wereld, de plaats en de taak van de mens in het heelal, de zin van haar individuele en collectieve inspanning en het laatste doel van dingen en mensen. Daarom kan het Concilie, dat het geloof van het gehele Volk Gods, door Christus bijeengebracht, belijdt en verklaart, zijn solidariteit, eerbied en liefde ten opzichte van de gehele mensengemeenschap, waartoe dit volk zelf ook behoort, niet welsprekender tonen dan door met haar een dialoog aan te gaan over die verschillende problemen, door haar het licht te brengen van het Evangelie en door de mensheid de heilskracht te bieden, die de Kerk zelf, onder de leiding van de Heilige Geest, van haar Stichter ontvangt. Het gaat immers om het geluk van de menselijke persoon en om de opbouw van de menselijke samenleving. Het is dus de mens, in zijn integrale eenheid, met lichaam en ziel, met gevoel en bewustzijn, met verstand en wil, die het centrale punt zal vormen van heel onze uiteenzetting.
Daarom biedt de heilige Synode, die openlijk de verheven roeping van de mens erkent en die met nadruk verklaart, dat hij iets goddelijks in zich heeft, aan de mensheid de eerlijke medewerking van de Kerk aan voor de vestiging van de universele broederlijkheid, die aan deze roeping beantwoordt. De Kerk heeft hierbij geen enkele aardse ambitie. Haar enig doel is: onder de leiding van de Helper, de Heilige Geest, het werk van Christus voortzette, die in de wereld is gekomen om getuigenis af te leggen van de waarheid Vgl. Joh. 18, 37 , om te redden en niet om te oordelen, om te dienen en niet om gediend te worden. Vgl. Joh. 3, 17 Vgl. Mt. 20, 28 Vgl. Mc. 10, 45