H. Paus Johannes Paulus II - 16 oktober 1979
CATECHESI TRADENDAE Catechese geven in onze tijd |
|||
► | De vreugde van het geloof in een moeilijke wereld |
De catechese moet de christenen helpen om juist voor die wereld “licht” en “zout” te zijn, Vgl. Mt. 5, 13-16 , tot hun eigen vreugde en tot heil van de anderen. Ongetwijfeld is daartoe vereist, dat de catechese de christenen bevestigt in hun eigen identiteit en dat zij zelf voortdurend uitstijgt boven aarzelingen, onzekerheden en afzwakkingen, die haar van alle kanten bedreigen. Onder de vele moeilijkheden die voor het geloof even zoveel uitdagingen betekenen, zal ik er nu enkele naar voren halen om de catechese te helpen die te overwinnen.
Enkele jaren geleden werd er veel gesproken over een geseculariseerde wereld en een Post-christelijk tijdvak. De nieuwe stroming heeft haar tijd gehad. Maar een diepe waarheid hieromtrent blijft. De Christenen van nu moeten dan ook zo gevormd worden, dat zij weten te leven in een dergelijke wereld. Een groot deel van die wereld kent God niet. Met betrekking tot godsdienstige vragen moest een veeleisende en broederlijke dialoog - die voor allen stimulerend werkt - , wijken voor een vervlakkend indifferentisme. Of sommigen bijten zich vast, in een aanmatigende mentaliteit van verdachtmaking, in naam van de vooruitgang der wetenschappelijke “verklaringen”. Het komt er in een dergelijke situatie voor de gelovige op aan stevig vast te staan en vanuit die vaste grond anderen gelegenheid te geven tot “heilzaam gesprek” H. Catharina van Siëna, Dialoog van de Goddelijke Voorzienigheid, Dialogi, 70-77 waarin iedereen aan zijn trekken komt vooral dan met zijn allerbelangrijkste waardigheid, die van godszoeker. Om daartoe te vormen is er een catechese nodig die de jonge mensen en de volwassenen van onze gemeenschappen leert aandachtig en consequent te zijn in het geloof en rustig uit te komen voor hun christelijke en katholieke identiteit, die leert het “onzichtbare te zien”, (Hebr. 11, 27) en zodanig God als absolute steunpunt te aanvaarden, dat zij van Hem kunnen getuigen te midden van een materialistische beschaving die Gods bestaan ontkent.
Welnu, er bestaat ook een pedagogie van het geloof. Nooit zal men genoeg in de verf zetten van hoeveel nut zo'n pedagogie kan zijn voor de catechese. Het is vanzelfsprekend dat de algemene opvoedingstechnieken, die geperfectioneerd en uitgetest werden, ten nutte moeten gemaakt worden voor de wetenschap van de geloofsopvoeding. Maar op elk moment dient men tevens rekening te houden met de fundamentele eigenheid van het geloof. Want de pedagogie van het geloof heeft niet het overdragen op het oog van enige menselijke wetenschap, hoe verheven ook. Het gaat er om de Openbaring van God en dan nog wel in haar integriteit. God zelf heeft in de loop van de heilsgeschiedenis, meer bepaald in het Evangelie, gebruik gemaakt van een pedagogie, die het lichtend voorbeeld moet blijven voor de praktijk van de geloofsopvoeding. Eerder welke techniek is voor de catechese slechts in zoverre waardevol als zij in dienst staat van de geloofsoverdracht en de geloofsopvoeding. Is dit niet het geval, dan heeft zij geen waarde.
Deze gedachtestromingen hebben weliswaar positieve kanten. Zij herinneren er ons aan, dat het geloof behoort tot de dingen die wij nog niet hebben: wij hopen op hetgeen wij nog niet zien, tenzij “in een spiegel, onduidelijk”, (1 Kor. 13, 12) en God woont inderdaad altijd in het ontoegankelijk licht. Vgl. 1 Tim. 6, 16 Zij helpen ook om van het christelijk geloven geen onveranderlijke toestand te maken maar eerder een tocht, zoals bij Abraham. En bovenal zal men er voor waken onzekere zaken als zeker voor te stellen. Toch moet men ook niet - wat al te vaak gebeurt - in het andere uiterste vallen. Volgens de brief aan de Hebreeën “is het geloof... een vaste grond van wat wij hopen, het overtuigt ons van de werkelijkheid van onzichtbare dingen”. (Heb. 11, 1) Hoewel wij nog geen volledig bezit hebben, bezitten wij toch de plechtige belofte en een onderpand. Wanneer wij dus kinderen, adolescenten en jonge mensen opvoeden, laten wij hun geen geloofsopvatting aanbieden die volstrekt negatief is, alsof het gaat over een absoluut niet-weten, een soort blind-zijn, een wereld van duisternis: maar tonen wij hun wat een nederig en vastberaden zoeken van de gelovige mens wel degelijk aan licht insluit. Dat onderzoek start immers niet vanuit gewoonweg een illusie of vanuit bedrieglijke meningen en onzekerheid, maar steunt op het woord van God, die niet bedrogen wordt en niet bedriegt. Het bouwt altijd verder op de onwrikbare rots van dit woord. Zo zochten ook de Magiërs, door een ster geleid. Vgl. Mt. 2, 1-2 En Blaise Pascal tekent daarbij zo scherpzinnig aan, met een formule die hij aan de H. Augustinus ontleent: “Gij zoudt mij niet zoeken, als gij mij niet reeds gevonden had” Blaise Pascal, Le mystère de Jésus. nr. 553
De catechese bedoelt dan ook de catechumenen vertrouwd te maken met enkele eenvoudige maar stevige zekerheden die hen zullen helpen de Heer meer en meer te leren kennen.
In diezelfde context lijkt het nog van groot belang, dat de band tussen catechese en theologie goed begrepen wordt.
Die band is vanzelfsprekend diep en vitaal voor wie begrip heeft voor de onvervangbare taak van de theologie in dienst van het geloof. Het moet dan ook niemand verwonderen als een stroomversnelling op het gebied van de theologie ook op het vlak van de catechese zijn weerslag heeft. Welnu, in deze naconciliaire tijd staat de Kerk voor een belangrijk maar riskant moment van theologisch onderzoek. Hetzelfde moet gezegd worden van de hermeneutiek in de exegese.
Synodevaders uit alle delen van de wereld hebben dit probleem met bezorgde woorden aan de orde gesteld. Zij spraken over een labiel evenwicht dat vanuit de theologie kan binnendringen in de catechese, en zij benadrukten de noodzaak dit kwaad te bezweren. Paus Paulus VI heeft dit probleem in niet minder heldere bewoordingen behandeld in de inleiding van zijn Plechtige Geloofsbelijdenis Vgl. H. Paus Paulus VI, Motu Proprio, Sollemnis Professio Fidei - Ter afsluiting van het jaar van het geloof, Solemni hac liturgia - Credo van het Volk van God (30 juni 1968), 4 en in de apostolische aansporing, die hij vijf jaar na afloop van het Tweede Vaticaans Concilie uitgaf. Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Exhortatie, Bij de vijfde verjaardag van de sluiting van Vaticanum II, Quinque iam anni (8 dec 1970), 2
Dit punt moet opnieuw onder de aandacht gebracht worden. De theologen en exegeten dienen te beseffen dat hun onderzoekswerk en hun uitspraken een grote weerslag hebben op het catechetisch onderricht. Daarom moeten zij er op bedacht zijn door hun optreden niet de schijn te wekken dat iets als zekere waarheid wordt aanvaard, wat integendeel slechts thuis hoort bij de gissingen of strijdvragen onder deskundigen. De catecheten van hun kant zullen op het terrein van het theologisch onderzoek met wijsheid de elementen verzamelen, die een licht kunnen zijn voor hun nadenken en hun onderricht. Evenals de theologen zelf zullen zij putten uit de ware bronnen, geleid door het Leergezag. De geest van kinderen van jonge mensen moet niet in verwarring gebracht worden door vreemde theorie‘n, zinloze problemen of steriele discussies. Zoals de H. Paulus dit in zijn pastorale brieven dikwijls aan de kaak stelt. Vgl. 1 Tim. 1, 3 Vgl. 1 Tim. 4, 1 Vgl. 2 Tim 2, 14 Vgl. 2 Tim. 4, 1-5 Vgl. Tit. 1, 10-12 Vgl. H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 78
Het kostbaarste geschenk dat de Kerk aan de losgeslagen en rusteloze wereld van deze tijd kan aanbieden is dit, dat zij voor een dergelijke wereld christenen vormt, die zich bevestigd weten voor wat het wezenlijke aangaat en in alle eenvoud blij zijn in hun geloof. Dit leert de catechese, en zelf zal de catechese daaruit op de eerste plaats voordeel halen. “De mens dus die zichzelf grondig wil leren kennen - niet slechts volgens de eerste de beste, onvolledige, vaak oppervlakkige en zelfs alleen in schijn bestaande criteria en maatstaven van zijn leven - moet zich tot Christus wenden met zijn angst en zijn twijfel, met zijn zwakheid en zondigheid, met zijn leven en zijn dood. Hij moet als het ware met heel zijn wezen in Hem binnentreden, de hele werkelijkheid van Menswording en Verlossing, zich eigen maken en ze in zich opnemen, om zichzelf te hervinden”. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 10