
H. Paus Johannes Paulus II - 16 oktober 1979
Met de jongvolwassenheid komt vervolgens de tijd van de eerste belangrijke beslissingen. Misschien gesteund door zijn huisgenoten en vrienden maar toch aan zichzelf en zijn eigen moreel besef overgelaten, zal de jonge mens steeds vaker en bewuster zijn eigen lot in handen moeten nemen in gehoorzaamheid aan het eigen geweten. Binnen in hem zullen goed en kwaad, genade en zonde, leven en dood steeds meer met elkaar in conflict komen, als morele categorieën weliswaar maar ook als fundamentele opties die hij met helder oordeel en gevoel voor eigen verantwoordelijkheid moet aanvaarden of verwerpen. Hier past een catechese, die egoïsme afwijst uit naam van edelmoedigheid; die zonder misleidend schematisme de christelijke betekenis van de arbeid, en algemeen welzijn, evenals van rechtvaardigheid en liefde aangeeft; die de vrede onder de volkeren, en de promotie van menselijke waardigheid van ontwikkeling en vrijheid leert, zoals die in recente documenten van de Kerk worden weergegeven. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965) Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967) Vgl. H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Aan Maurice Kardinaal Roy, bij gelegenheid van de 80ste verjaardag van Rerum Novarum, Octogesima Adveniens (14 mei 1971) Vgl. H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975) Dergelijke aspecten zullen op gelukkige wijze in de geest van jonge mensen een aanvulling betekenen van de beproefde catechese over strikt godsdienstige zaken, die men nooit achterwege mag laten. Hier krijgt de catechese voorzeker een aanzienlijke betekenis. Want dit is de tijd waarin het Evangelie kan getoond, begrepen en aanvaard worden als zingeving van het leven niet alleen maar ook van gedragingen die anders onverklaarbaar zouden zijn: ascese, onthechting, zachtmoedigheid, rechtvaardigheid, plichtsgetrouwheid, verzoening, gevoel voor de Absolute en voor de onzichtbare dingen, enzovoort, zoveel eigenschappen namelijk die mogelijk maken, dat deze jonge mens onder zijn leeftijdgenoten wordt opgemerkt als leerling van Jezus Christus.
De catechese bereidt aldus voor op het zware christelijke engagement van de volwassen leeftijd. Als men bijvoorbeeld let op de roepingen tot het priesterschap en het religieuze leven, kan men er zeker van zijn dat de meeste daarvan voortkomen uit een goed gegeven catechese in de kinderjaren en in de tijd van het volwassen worden.
Zo verschijnt de catechese vanaf de prille jeugd tot aan de drempel van de volwassenheid als een soort voortdurende geloofsschool. Zij volgt de voornaamste etappes van het leven als een fakkel, die van alle zijden de weg verlicht van het kind, de adolescent en de jong-volwassene.
Met betrekking tot alle hogervermelde mensen spreek ik de wens uit, dat de inspanningen voor hun christelijk onderricht verdubbeld mogen worden, met intensief gebruik van de passende hulpmiddelen (zoals bijvoorbeeld audiovisuele hulpmiddelen, brochures, bijeenkomsten, voordrachten). Zo zullen steeds meer volwassenen of wel een gebrekkige en onvolledige catechese kunnen voltooien, ofwel passend op een hoger niveau aanvullen wat zij als kinderen leerden, of zichzelf op dit gebied zodanig verrijken, dat zij anderen meer overtuigend kunnen helpen.
Het is ook van belang dat de catechese van kinderen en jonge mensen, de voortdurende catechese en de volwassenencatechese niet een soort gescheiden terreinen zijn zonder enige communicatie. Van nog groter belang is het stellig dat er geen breuk is tussen die diverse fasen. Het is integendeel nodig dat die verschillende catechesen elkaar in alle opzichten aanvullen: de volwassenen bv. hebben veel te geven op het gebied van de catechese aan jonge mensen en kinderen; maar zij kunnen er ook zelf ook weer veel van krijgen ten gunste van de groei van hun christelijk leven.
Tenslotte durven wij dit zeggen in de Kerk van Jezus Christus mag niemand menen, dat hij geen catechese nodig heeft. Dit is ook het geval voor jonge mensen die zich op het priesterschap voorbereiden, voor jonge religieuzen en voor allen die geroepen zijn tot de taak van pastor of catecheet. Zij zullen die taak des te beter uitoefenen naarmate zij met grote nederigheid in de leer gaan bij de Kerk, die tegelijk de grote lerares is en de grote leerlinge.