A. Kard. Samoré - 7 maart 1972
De Congregatie voor de tucht van de sacramenten heeft het exclusieve recht Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 249. § 3 Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1962 Paus Pius XI, Motu Proprio, De iudiciis pro Ecclesia Orientali, Sollicitudinem Nostram (6 jan 1950), 470 Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over de Oosterse Ritus - Over de personen van de Oosterse Ritus, Cleri Sanctitati (2 juni 1957), 196. § 3 H. Paus Paulus VI, Apostolische Constitutie, Over de Romeinse Curie, Regimini Ecclesiae Universae (15 aug 1967), 56. § 1 In het begin van zijn pontificaat bevestigt de Paus gewoonlijk tegenover de deken van de Hl. Romeinse Rota de habituele bevoegdheid om op verzoek van een turnus (3 auditeurs, Vert.) zaken 'super rato' te behandelen, als en voor zover ze voortvloeien uit zaken betreffende de nietigheid van een huwelijk die op wettige wijze aan deze rechtbank zijn voorgelegd, en met als resultaat en bedoeling om een dispensatie-advies uit te brengen aan de Paus zelf een onderzoek in te stellen naar het feit van de inconsummatie van een huwelijk, niet alleen waar het twee katholieke partijen betreft, hetzij deze tot de Latijnse dan wel tot een oosterse ritus behoren, maar ook waar het gaat om een katholieke en een niet-katholieke gedoopte partij of om gedoopte niet-katholieke partners; ook heeft zij het recht te oordelen over de aanwezigheid van een rechtmatige of een naar verhouding ernstige reden voor de verlening van de gunst van een pauselijke dispensatie.
Krachtens deze instructie bezitten alle diocesane bisschoppen, 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 21. Onder diocesane bisschoppen worden niet alleen de residentiële bisschoppen begrepen, maar ook anderen, die rechtens met hen gelijk zijn gesteld H. Paus Paulus VI, Apostolische Brief, Episcopalis Potestatis (2 mei 1967). n. II; A.A.S. 59 (1967), 387 (Kath. Arch. 22 ( 1967), 843) ieder voor hun eigen rechtsgebied, de algemene faculteit om een proces over een niet-voltooid huwelijk te instrueren vanaf de dag dat deze instructie van kracht gaat worden tot aan de promulgatie van de herziene codex, zodat zij deze faculteit niet meer bij de Apostolische Stoel hoeven aan te vragen. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1963. § 1 Paus Pius XI, Motu Proprio, De iudiciis pro Ecclesia Orientali, Sollicitudinem Nostram (6 jan 1950), 471. § 1 Congregatie voor de Sacramenten, Regulae Servandae (7 mei 1923), 2 Congregatie voor de Oosterse Kerken, Quo facilius (10 juni 1925), 4 Bij het gebruik maken van deze faculteit moeten de bisschoppen, daarbij de Congregatie voor de Sacramenten
Regulae Servandae (7 mei 1923) voor ogen houdend, de volgende voorschriften nauwkeurig in acht nemen:
Het is dus de taak van de op de juiste wijze gevolmachtigde onderzoeksrechter in dit soort processen de bewijzen bijeen te brengen waaruit het feit van de inconsummatie en het bestaan van een rechtmatige en naar verhouding ernstige reden voor de verlening van de gunst kan komen vast te staan. Maar als blijkens het onderzoek van de proces-akten de bijeengebrachte bewijzen niet voldoende worden geacht, kan de congregatie in voorkomende gevallen aan de bisschop de suggestie doen door middel van daartoe geëigende instructies de bewijzen te completeren.
Ofschoon het iedere gelovige vrijstaat om een verzoek - steeds te adresseren aan de Paus Congregatie voor de Sacramenten, Regulae Servandae (7 mei 1923), 6. § 1 Congregatie voor de Oosterse Kerken, Quo facilius (10 juni 1925), 1 - direct te richten tot de Apostolische Stoel, is het toch beter en altijd aan te bevelen die aanvrage te richten tot de bisschop, die er dan - na alles in de Heer te hebben afgewogen - zorg voor zal dragen, dat het proces wordt geïnstrueerd. Zo vaak echter alléén maar het verzoek van één partij aanwezig is, moet ook de andere partij extra-judicieel worden gehoord, vóórdat het proces wordt geïnstrueerd, tenzij in speciale gevallen iets anders wenselijk lijkt.
Wanneer echter een zaak betreffende de nietigheid van een huwelijk aanhangig is gemaakt op grond van impotentie en uit de akten en het naar voren gebrachte volgens het oordeel van de rechtbank geen bewijs van de impotentie, maar ook nog niet van het niet-voltooide huwelijk naar voren is gekomen, dan moeten alle akten, nadat hier het verzoek van één of van beide partijen voor het verkrijgen van een apostolische dispensatie aan toe is gevoegd, samen met de bemerkingen van de verdediger van de huwelijksband en met het oordeel van de rechtbank en van de bisschop dat gebaseerd is op argumenten in rechte of vooral in feite naar de Congregatie worden gestuurd om de zaak 'super rato' te beslissen. Wat echter dit oordeel betreft, is er niets op tegen, dat de bisschop het oordeel van de rechtbank zelf volgt door dit te ondertekenen, mits het bestaan van een rechtmatige en naar verhouding ernstige reden voor de gunst van de dispensatie en de afwezigheid van ergernis bij de gelovigen zijn gewaarborgd.
Als naar het oordeel van de rechtbank de tot nu toe bijeengebrachte bewijzen met betrekking tot de inconsummatie van het huwelijk niet toereikend worden geacht overeenkomstig de Congregatie voor de Sacramenten
Regulae Servandae (7 mei 1923), dan moeten deze door de onderzoeksrechter worden aangevuld en moeten de volledig geïnstrueerde akten samen met de bemerkingen van de verdediger van de huwelijksband en het oordeel van de rechtbank en van de bisschop worden opgestuurd naar de Congregatie.
Waar het echter gaat om een andere nietigheidsgrond (bijvoorbeeld gebrek in de huwelijkstoestemming, vis en metus enz.) en de nietigheid van het huwelijk naar het oordeel van de rechtbank niet overtuigend kan worden bewezen, maar incidenteel een ernstige twijfel aan de niet-voltooiing van het huwelijk is opgekomen, dan hebben beide partijen of één van beide het recht een verzoek te richten tot de Paus om een dispensatie 'super rato' en heeft de onderzoeksrechter het recht de zaak te instrueren volgens de normen die in voornoemde Congregatie voor de Sacramenten
Regulae Servandae (7 mei 1923) zijn vastgelegd. Daarna moeten alle akten, zoals boven, namelijk met de gebruikelijke bemerkingen van de verdediger van de huwelijksband en met het oordeel van de rechtbank en van de bisschop, naar de congregatie worden opgestuurd. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1963. § 2 Paus Pius XI, Motu Proprio, De iudiciis pro Ecclesia Orientali, Sollicitudinem Nostram (6 jan 1950), 471. §§ 2 en 3 Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over seculiere instituten, Provida Mater Ecclesia (2 feb 1947), 206 Congregatie voor de Oosterse Kerken, Quo facilius (10 juni 1925), 4