4 december 1963
Hoewel de heilige liturgie op de eerste plaats een eredienst is aan de majesteit Gods, bevat ze toch ook een belangrijk stuk onderricht voor het gelovige volk. Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 12 Want in de liturgie spreek God tot Zijn volk; Christus verkondigt er nog steeds Zijn evangelie. Het volk op zijn beurt antwoordt God met gezangen en gebed.
Meer nog, de gebeden, tot God gericht door de Priester, die de vergadering in de persoon van Christus voorzit, worden gezegd in naam van heel het heilig volk en van alle aanwezigen. En ook de zichtbare tekens, waarvan de heilige liturgie zich bedient om de onzichtbare goddelijke werkelijkheid aan te duiden, zijn door Christus of de Kerk uitgekozen. Daarom wordt niet alleen bij de lezing hetgeen "werd opgetekend tot onze lering" (Rom. 15, 4), maar ook wanneer de Kerk bidt, zingt of handelt, het geloof van de deelnemers gevoed en hun geest opgeheven tot God om Hem een geestelijke eredienst te brengen en Zijn genaden overvloediger te ontvangen.
Daarom moet men de het doorvoeren van de vernieuwing de volgende algemene normen in acht nemen.
De riten moeten zich kenmerken door een waardige eenvoud, bondig en doorzichtig zijn, nutteloze herhaling vermijden, aangepast zijn aan het begrip van de gelovigen, en in het algemeen zó zijn, dat ze niet veel uitleg nodig hebben.
Om duidelijk te laten uitkomen, dat er in de liturgie een nauw verband bestaat tussen de rite en het woord: