4 december 1963
Voor het voltrekken van dit grote werk is Christus altijd in Zijn Kerk aanwezig, vooral in de liturgische handelingen. Hij is aanwezig in het offer van de Mis, zowel in de persoon van de bedienaar, "dezelfde, die zich nu door de bediening van de priester offert, nadat Hij zich toen op het kruis geofferd heeft" Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 6, als vooral onder de eucharistische gedaanten. Hij is door Zijn kracht aanwezig in de sacramenten, zodat, wanneer iemand doopt, het Christus Zelf is, die doopt. Vgl. H. Augustinus, In Iohannis Evangelium Tractatus. VI, cap. I, n.7: PL35,1428. Hij is aanwezig in Zijn woord, omdat Hij het is, die spreekt, wanneer in de Kerk de heilige Schrift wordt gelezen. Tenslotte is Hij aanwezig, wanneer de Kerk smeekt en lofzingt, Hij, die beloofd heeft: "Waar er twee of drie verenigd zijn in Mijn naam, daar ben Ik in hun midden." (Mt. 18, 20)
Inderdaad, bij dit grote werk, waardoor God op volmaakte wijze wordt verheerlijkt en de mensen worden geheiligd, maakt Christus de Kerk, Zijn beminde bruid, steeds tot Zijn deelgenote, de Kerk, die haar Heer aanroept en door Hem haar eredienst verricht voor de eeuwige Vader.
Terecht wordt dus de liturgie beschouwd als de uitoefening van het priesterlijk ambt van Jezus Christus, waarin de heiliging van de mens door uiterlijk waarneembare tekens wordt aangeduid en op de wijze, eigen aan ieder van deze tekens, wordt bewerkt, en waarin door het mystieke Lichaam van Jezus Christus, het Hoofd nl. en Zijn ledematen, de volledige publieke eredienst wordt uitgeoefend.
Daarom is alle liturgie, als zijnde het werk van Christus-Priester en van Zijn Lichaam, dat de Kerk is, bij uitstek heilige handeling; en geen enkele andere handeling van de Kerk evenaart de werkdadigheid ervan op gelijke titel en in gelijke mate.
De wetenschap van de heilige liturgie moet in de seminaries en in de studiehuizen van de religieuzen tot de noodzakelijke en meer belangrijke vakken gerekend worden, in de theologische faculteiten echter tot de hoofdvakken, en ze moet onderwezen worden zowel vanuit theologisch en historisch als vanuit geestelijk, pastoraal en juridisch oogpunt. Verder moeten de docenten van de andere vakken, vooral van de dogmatische theologie, de heilige Schrift, de theologie van het geestelijk leven en de pastorale theologie, de betekenis van het mysterie van Christus en van de heilsgeschiedenis, overeenkomstig de innerlijke eisen van ieders onderwerp, zó naar voren brengen, dat daardoor het verband van deze vakken met de liturgie en de eenheid van de priesterlijke vorming duidelijk uitkomen.