4 december 1963
De Kerk heeft niet de bedoeling om in zaken, die niet het geloof of het welzijn van heel de gemeenschap raken, een starre eenvormigheid op te leggen, ook niet in de liturgie; integendeel, zij eerbiedigt de aanleg en de eigenschappen van de verschillende naties en volken, en bevordert deze. En alles, wat in de levenswijze van de volken niet onafscheidelijk verbonden is met bijgeloof en dwaling, beoordeelt zij welwillend en bewaart het zo mogelijk onaangetast; soms laat zij dit zelfs toe in de liturgie, mits het zich laat verenigen met de eisen van de ware en echte liturgische geest.
Met behoud van de eenheid van de Romeinse ritus in zijn wezenlijke bestanddelen, moet er plaats blijven voor gewettigde verschillen en aanpassingen aan verschillende groepen, landstreken en volken, vooral in de missiegebieden, ook bij de herziening van de liturgische boeken; en dit dient men voor ogen te houden bij de structuur van de riten en het opstellen van de rubrieken.
Binnen de grenzen, die in de officiële uitgaven van de liturgische boeken zijn vastgesteld, is het de taak van het bevoegde territoriaal kerkelijk gezag, waarover in artikel 22 nr. 2, de aanpassingen te bepalen, vooral met de betrekking tot de toediening van de sacramenten, de sacramentaliën, de processies, de liturgische taal, de gewijde muziek en de kunst, altijd echter volgens de fundamentele normen, die in deze Constitutie zijn vervat.
Omdat echter op verschillende plaatsen en in verschillende omstandigheden een grondiger aanpassing van de liturgie dringend nodig en dus moeilijker is: