4 december 1963
De zielzorgers moeten de liturgische vorming en de actieve deelname van de gelovigen, inwendig en uitwendig, volgens ieders leeftijd, stand, levenswijze en mate van religieuze ontwikkeling, met ijver en geduld bevorderen om zo een van hun voornaamste plichten als trouwe beheerders van Gods geheimen te vervullen; en zij moeten hun kudde in dit opzicht leiden niet alleen door hun woord, maar ook door hun voorbeeld.