4 december 1963
De bisschoppen moeten erop letten, dat kunstwerken, die in strijd zijn met geloof en zeden en met de christelijke vroomheid, die de ware godsdienstzin kwetsen door wanstaltige vormen of door onbeduidend, middelmatig of schijnbaar kunstgehalte, zorgvuldig uit de kerken en andere heilige plaatsen worden geweerd.
Bij de bouw van kerken moet er met alle ijver naar worden gestreefd, dat ze geschikt zijn voor de uitvoering van de liturgische handelingen en voor het verwezenlijken van de actieve deelname van de gelovigen.