EVOLUTIE VAN HET CONCEPT VAN DE NATUURTot de algemene vergadering van de Pauselijke Academie van Wetenschappen - Casina Pio IV
(Soort document: Paus Franciscus - Toespraak)
Paus Franciscus -
27 oktober 2014
EVOLUTIE VAN HET CONCEPT VAN DE NATUUR
Tot de algemene vergadering van de Pauselijke Academie van Wetenschappen - Casina Pio IV
{...}
Wanneer we in Genesis het scheppingsverhaal lezen, lopen we het risico God ons voor te stellen als een tovenaar, die met zijn toverstokje de dingen doet verschijnen. Maar zo is het niet. Hij heeft de wezens geschapen en hen zich laten ontwikkelen volgens innerlijke wetmatigheden die Hij aan elk van hen gegeven heeft, opdat ze zich ontwikkelen, opdat ze hun volheid bereiken. Hij geeft de autonomie aan de wezens van het universum terwijl Hij ze tegelijkertijd verzekert van zijn constante aanwezigheid leven gevend aan elke werkelijkheid.
Zo heeft de schepping zich vervolg gedurende de eeuwen en de eeuwen, millennia en millennia, totdat zij datgene wat wij nu kennen zou worden, juist omdat God geen demiurg of een tovenaar, maar een Schepper, die leven geeft aan alle soorten.
Het begin van de wereld is niet het werk van de chaos die aan een ander zijn oorsprong dankt, maar is afgeleid van een hoger principe dat schept uit liefde.
De Big Bang die men vandaag aan het begin van de wereld plaatst spreekt de interventie van de goddelijke Schepper niet tegen maar vereist deze.
De evolutie in de natuur is niet tegengesteld aan de notie van Schepping want de evolutie veronderstelt de schepping van wezens die evolueren..
Wat de mens daarentegen aangaat, is er een verandering en een noviteit. Wanneer op de zesde dag van het scheppingsverhaal van Genesis de schepping van de mens aan de orde is, geeft God het menselijk wezen een andere autonomie, een autonomie die anders is dan die van de natuur, die van de vrijheid.
En Hij zegt tot de mens aan alle dingen een naam te geven en verder te gaan in de loop van de geschiedenis. Hij maakt hem verantwoordelijk voor de schepping, opdat hij er ook over zou heersen, opdat hij haar zou ontwikkelen en zo tot aan het einde der tijden.
Daarom moet de wetenschapper en vooral de christelijke wetenschapper zich vragen stellen over de toekomst van de mensheid en de aarde, en als vrij en verantwoordelijk wezen deelnemen aan haar voorbereiding, haar behoud en de risico’s voor het natuurlijk en menselijk milieu wegnemen.
Maar tegelijk moet de wetenschapper bewogen worden door het vertrouwen dat de natuur in zich verbergt, in haar evolutieve mechanismen, de vermogens die raken aan de intelligentie en de vrijheid te ontdekken en te handelen om een ontwikkeling te bereiken die past in het plan van de Schepper.
Het menselijk handelen, ook al is het beperkt, heeft deel aan de macht van God en is in staat een wereld te bouwen die aangepast is aan zijn tweevoudige leven, lichamelijk en geestelijk, een menselijke wereld voor alle menselijke wezens en niet voor ene geprivilegieerde groep of klasse.
Die hoop en dat vertrouwen in God, Auteur van de natuur, en in de vermogens van de menselijke geest, kunnen de onderzoeker een nieuwe energie geven en een diepe sereniteit. Maar het is ook waar dat het menselijk handelen, wanneer zijn vrijheid autonomie wordt vernietigt hij het geschapene en neemt de mens de plaats in van de Schepper. Dat is een grote zonde tegen God de Schepper.
© 2014, Libreria Editrice
Werkvert.: Vincent Kemme (fragment)