Francis Kardinaal Arinze - 25 maart 2004
De gemeenschap van christengelovigen heeft het recht dat er vooral in de zondagsviering als regel geschikte en echte gewijde muziek en altijd een altaar, paramenten en het liturgische linnen aanwezig zijn die overeenkomstig de normen schitteren door waardigheid, schoonheid en properheid.
Eveneens hebben alle christengelovigen het recht dat de viering van de Eucharistie zorgvuldig in al haar delen zo wordt voorbereid dat daarin het woord van God waardig en doeltreffend wordt verkondigd en uitgelegd, dat er van de mogelijkheid gebruik wordt gemaakt om liturgische teksten en riten met zorg te kiezen volgens de normen en dat hun geloof op de juiste wijze wordt behoed en gevoed in de tekst van de gezangen tijdens de viering van de liturgie.
Het verwerpelijke gebruik dient op te houden dat priesters of diakens of christengelovigen hier en daar de teksten van de heilige liturgie die aan hen worden toevertrouwd om uit te spreken, naar eigen goeddunken veranderen of variëren. Immers, wanneer zij dit doen, maken zij de viering van de heilige liturgie onbestendig, en niet zelden doen zij de authentieke betekenis van de liturgie geweld aan.
Bij de viering van de Mis zijn de liturgie van het woord en de eucharistische liturgie nauw met elkaar verbonden en vormen een en dezelfde daad van eredienst. Daarom is het niet geoorloofd de een van de ander te scheiden en deze op een verschillend tijdstip of een verschillende plaats te vieren. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Directorium voor de viering van de zondagse eredienst zonder priester, Christi Ecclesia (2 juni 1988), 2. b Evenmin is het geoorloofd op verschillende ogenblikken de afzonderlijke delen van de heilige Mis te vieren, ook al is dit op dezelfde dag.
Bij het kiezen van de bijbellezingen die tijdens de viering van de mis moeten worden voorgelezen, dienen de normen te worden gevolgd die in de liturgische boeken worden gevonden Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 356-362, om waarlijk "de tafel van het woord van God voor de gelovigen rijker aan te richten en de schatten van de bijbel wijder open te stellen". Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 51
Ook is het niet geoorloofd de voorgeschreven lezingen uit de bijbel naar eigen goeddunken achterwege te laten of te vervangen, en het is vooral niet geoorloofd "in plaats van de lezingen en de antwoordpsalm, die Gods woord bevatten, andere niet-bijbelse teksten" te nemen. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 57 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, 25e Verjaardag van de promulgatie van het Conciliedocument Sacrosanctum Concilium over de heilige liturgie, Vicesimus Quintus Annus (4 dec 1988), 13 Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring over de uniciteit en heilbrengende universaliteit van Jezus Christus en de Kerk, Dominus Iesus (6 aug 2000)
De homilie die in de loop van de viering van de heilige mis wordt gehouden en deel uitmaakt van de liturgie zelf, Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 767. §1 "dient gewoonlijk door de priester die celebreert, zelf gehouden te worden ofwel door hem te worden toevertrouwd aan een concelebrerende priester of soms eventueel ook aan een diaken, maar nooit aan een leek. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 66 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 6. §1, 2 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 767. §1 Vgl. Congregatie voor de Clerus, Het mysterie van de Kerk - Interdicasteriële Instructie over enige vragen betreffende de medewerking van lekengelovigen aan het dienstwerk van de priesters, Ecclesiae de mysterio (15 aug 1997), 7 In bijzondere gevallen en om een gerechtvaardigde reden kan de homilie ook gehouden worden door een bisschop of een priester die bij de viering aanwezig is, maar niet kan concelebreren." Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 66 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 767. §1
Men dient voor ogen te houden dat overeenkomstig het voorschrift van Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983) elke voorafgaande norm als afgeschaft wordt beschouwd die niet-gewijde gelovigen heeft toegelaten tot het houden van de homilie tijdens de viering van de Eucharistie. Vgl. Congregatie voor de Clerus, Het mysterie van de Kerk - Interdicasteriële Instructie over enige vragen betreffende de medewerking van lekengelovigen aan het dienstwerk van de priesters, Ecclesiae de mysterio (15 aug 1997), 7. par. 1 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 6. §1, 2 Vgl. Pauselijke Raad voor Wetsteksten, Interpretationes authenticae, Can. 767, § 1, Utrum Episcopus dioecesanus dispensare (20 juni 1987) Dit toelaten wordt afgekeurd, zodat het krachtens geen enkele gewoonte kan worden toegestaan.
Het verbod op het toelaten van leken tot de prediking tijdens de viering van de Mis geldt ook voor seminaristen, theologiestudenten en hen die de functie van zogenoemde 'pastoraal werk(st)er/assistent' op zich hebben genomen; evenmin mag hiervan iedere andere soort, groep, gemeenschap of vereniging van leken worden uitgezonderd. Vgl. Congregatie voor de Clerus, Het mysterie van de Kerk - Interdicasteriële Instructie over enige vragen betreffende de medewerking van lekengelovigen aan het dienstwerk van de priesters, Ecclesiae de mysterio (15 aug 1997), 7. § 1
Er dient met name vooral voor te worden gezorgd dat de homilie strikt is gebaseerd op de heilsmysteries waarbij in de loop van het liturgisch jaar vanuit de Bijbellezingen en de liturgische teksten de geloofsmysteries en de normen van christelijk leven worden uiteengezet, en de teksten uit het gewone (ordinarium) of uit het eigen (proprium) van de Mis, of een andere rite van de Kerk wordt becommentarieerd. Vgl. Concilie van Trente, 22e Zitting - Over het allerheiligst Misoffer, Sessio XXII - Doctrina de sanctissimo Missae sacrificio (17 sept 1562), 12 Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 65 Het is duidelijk dat elke uitleg van de heilige Schrift moet worden herleid tot Christus, als de meest verheven spil van de heilseconomie, maar dit dient te geschieden in het perspectief van de specifieke context van de liturgische viering. Bij het houden van de homilie dient men ervoor te zorgen het licht van Christus te laten schijnen over de gebeurtenissen van het leven. Dit dient echter zo te gebeuren dat de ware en onvervalste betekenis van het woord van God niet wordt verduisterd door bijvoorbeeld alleen maar te spreken over politiek of profane zaken of door begrippen die zijn ontleend aan pseudo-religieuze bewegingen van onze tijd, als bron te gebruiken. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Toespraak, Tot de Bisschoppen van de Verenigde Staten van Amerika b.g.v. hun bezoek "Ad limina" (28 mei 1993), 2
De diocesane bisschop dient nauwgezet te waken over de homilie Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 386. §1 en daarvoor ook normen, richtlijnen en hulpmiddelen onder zijn gewijde bedienaren te verspreiden en bijeenkomsten en andere initiatieven in dezen te bevorderen, opdat zij zelf vaak de gelegenheid hebben de aard van de homilie nader te beschouwen en hulp vinden betreffende de voorbereiding ervan.
In de heilige Mis en bij andere vieringen van de heilige liturgie mag geen Symbolum of Geloofsbelijdenis worden toegelaten die niet voorkomt in de officieel goedgekeurde liturgische boeken.
De gaven die de christengelovigen gewoon zijn aan te dragen voor de eucharistische liturgie in de heilige Mis, worden niet noodzakelijkerwijs beperkt tot het brood en de wijn voor de viering van de Eucharistie, maar kunnen ook andere gaven betreffen die door de gelovigen worden gegeven in de vorm van geld of van andere nuttige zaken ten behoeve van werken van naastenliefde voor de armen. Uiterlijke gaven moeten echter steeds een zichtbare uitdrukking zijn van die ware gave die de Heer van ons verwacht: een vermorzeld hart, de liefde voor God en de naaste, waardoor wij gelijkvormig worden aan het offer van Christus, die zichzelf voor ons heeft overgeleverd. In de Eucharistie straalt immers vooral dát mysterie van liefde dat Jezus Christus bij het Laatste Avondmaal tot uitdrukking heeft gebracht door de voeten van zijn leerlingen te wassen. Om echter de waardigheid van de heilige liturgie te bewaren dienen de uiterlijke gaven te worden gegeven op een passende wijze. Geld evenals andere bijdragen voor de armen, dienen dan ook op een geëigende plaats te worden neergezet, echter buiten de eucharistische tafel. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 73 Deze gaven kunnen beter buiten de viering van de Mis worden gegeven, behalve wanneer het geld betreft of bij gelegenheid - omwille van de tekenwaarde - een zeer klein gedeelte van andere gaven.
Het gebruik van de Romeinse ritus om kort vóór de heilige Communie elkaar de vrede te wensen dient te worden gehandhaafd, zoals in de ordening van de Mis (Ordo Missae) is bepaald. Immers, volgens de traditie van de Romeinse ritus heeft dit gebruik niet de betekenis van verzoening of vergeving van de zonden, maar het heeft veeleer de betekenis van vrede, gemeenschap en liefde voorafgaand aan het ontvangen van de allerheiligste Eucharistie. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 154 De boete-akt (vooral overeenkomstig zijn eerste vorm) die aan het begin van de Mis dient plaats te vinden, heeft daarentegen het karakter van onderlinge broederlijke verzoening.
Het is passend "dat eenieder het teken van vrede op sobere wijze alleen geeft aan degenen die zich het dichtst bij hem bevinden". "De priester kan de vrede wensen aan de bedienaren, maar blijft altijd binnen het priesterkoor, opdat de viering niet verstoord wordt. Als hij om een billijke reden aan een klein aantal gelovigen de vrede wil wensen, dient hij dat eveneens te doen." "Wat het uitwisselen van het teken van vrede zelf betreft, moeten de Bisschoppenconferenties de wijze vaststellen overeenkomstig de aard en gewoonten der volkeren," na goedkeuring van de beslissingen hierover door de Apostolische Stoel. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 82.154
Bij de heilige viering van de Mis begint na het wensen van de vrede het breken van het eucharistisch Brood, dat alleen door de celebrerende priester moet worden verricht, eventueel met de hulp van een diaken of een concelebrant, maar niet van een leek; intussen wordt het Lam Gods (Agnus Dei) gezegd. Immers, de handeling van het breken van het brood, "die door Christus tijdens het Laatste Avondmaal werd verricht en die in de apostolische tijd haar naam aan heel de eucharistische viering heeft gegeven, betekent dat gelovigen die met velen zijn, in de Communie één lichaam worden door het deelnemen aan het brood des levens dat Christus is, die voor het heil van de wereld is gestorven en verrezen (1 Kor. 10, 17)" Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 83. Vandaar dat de ritus met grote eerbied dient te worden verricht. Vgl. Congregatie voor de Goddelijke Eredienst, Derde instructie voor de juiste toepassing van de Constitutie over de Liturgie, Liturgicae instaurationes (15 sept 1970), 5 Zij dient echter wel kort te zijn. Het misbruik dient met urgentie te worden gecorrigeerd dat zich hier en daar heeft verbreid, om deze ritus onnodig te verlengen, zelfs tegen de normen in met de hulp van leken, en om er een overdreven grote betekenis aan te hechten. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 83.240.321
Als de noodzaak zich voordoet dat er in de kerk aan de verzamelde christengelovigen instructies of een of ander getuigenis betreffende het christelijk leven moeten worden gegeven, dan is het ten zeerste aan te bevelen dat dit buiten de viering van de Mis geschiedt. Om zwaarwegende redenen kunnen dergelijke instructies of getuigenissen evenwel worden gegeven, nadat de priester het gebed na de communie heeft uitgesproken. Dit dient echter geen gewoonte te worden. Bovendien mogen deze instructies of getuigenissen geenszins een dergelijke betekenis hebben dat zij met de homilie kunnen worden verward en evenmin is het geoorloofd hierom de homilie Vgl. Congregatie voor de Clerus, Het mysterie van de Kerk - Interdicasteriële Instructie over enige vragen betreffende de medewerking van lekengelovigen aan het dienstwerk van de priesters, Ecclesiae de mysterio (15 aug 1997), 7. §2 in het geheel achterwege te laten.