Francis Kardinaal Arinze - 25 maart 2004
De gelovigen dienen de sacramentele Communie van de Eucharistie gewoonlijk in de Mis zelf te ontvangen en op het tijdstip dat door de ritus zelf van de viering is voorgeschreven, namelijk onmiddellijk na de communie van de celebrerende priester. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 55 Het komt de celebrerende priester toe om de Communie uit te reiken, eventueel geholpen door andere priesters of door diakens; hij mag echter pas met de Mis verder gaan, als de Communie van de gelovigen ten einde is. Slechts waar zich een dringende noodzaak voordoet, kunnen buitengewone bedienaren de celebrerende priester bijstaan volgens het recht. Vgl. Congregatie voor de Riten, Over de Eredienst van de Eucharistie, Eucharisticum Mysterium (25 mei 1967), 31 Vgl. Pauselijke Raad voor Wetsteksten, Interpretationes authenticae, Can. 910, § 2, Utrum minister extraordinarius sacrae communionis (1 juni 1988)