Francis Kardinaal Arinze - 25 maart 2004
De gaven die de christengelovigen gewoon zijn aan te dragen voor de eucharistische liturgie in de heilige Mis, worden niet noodzakelijkerwijs beperkt tot het brood en de wijn voor de viering van de Eucharistie, maar kunnen ook andere gaven betreffen die door de gelovigen worden gegeven in de vorm van geld of van andere nuttige zaken ten behoeve van werken van naastenliefde voor de armen. Uiterlijke gaven moeten echter steeds een zichtbare uitdrukking zijn van die ware gave die de Heer van ons verwacht: een vermorzeld hart, de liefde voor God en de naaste, waardoor wij gelijkvormig worden aan het offer van Christus, die zichzelf voor ons heeft overgeleverd. In de Eucharistie straalt immers vooral dát mysterie van liefde dat Jezus Christus bij het Laatste Avondmaal tot uitdrukking heeft gebracht door de voeten van zijn leerlingen te wassen. Om echter de waardigheid van de heilige liturgie te bewaren dienen de uiterlijke gaven te worden gegeven op een passende wijze. Geld evenals andere bijdragen voor de armen, dienen dan ook op een geëigende plaats te worden neergezet, echter buiten de eucharistische tafel. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 73 Deze gaven kunnen beter buiten de viering van de Mis worden gegeven, behalve wanneer het geld betreft of bij gelegenheid - omwille van de tekenwaarde - een zeer klein gedeelte van andere gaven.