Francis Kardinaal Arinze - 25 maart 2004
Het brood dat in de viering van het heilig Eucharistisch Offer wordt gebruikt, dient ongedesemd te zijn, louter van tarwe en kort geleden gemaakt, zodat er geen gevaar van bederf is. Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 924. par. 2 Daaruit volgt derhalve dat brood van een andere substantie - ook al is het graan - of brood waarmee zo'n grote hoeveelheid van een materie, afwijkend van tarwe, is vermengd dat het naar de algemeen gangbare mening geen tarwebrood kan worden genoemd, volstrekt geen geldige materie vormt voor het volbrengen van het Eucharistisch Offer en Sacrament. Vgl. Congregatie voor de Sacramenten, Dominus Salvator noster (26 mrt 1929), 1 Het is een zwaar misbruik andere substanties, zoals vruchten, suiker of honing, toe te voegen aan het brood voor het opdragen van de Eucharistie. Het is duidelijk dat de hosties vervaardigd dienen te worden door hen die zich niet alleen onderscheiden door hun eerbiedwaardigheid, maar ook ervaren zijn in de bereiding ervan en beschikken over de passende instrumenten. Vgl. Congregatie voor de Sacramenten, Dominus Salvator noster (26 mrt 1929), 2