Francis Kardinaal Arinze - 25 maart 2004
De christengelovige leek die ertoe wordt geroepen om bij de liturgische vieringen hulp te verlenen, moet op de juiste wijze onderricht zijn, en dient aanbevelenswaardig te zijn door zijn christelijk leven, geloof, zeden en trouw jegens het leergezag van de Kerk. Het is passend dat hij een liturgische vorming heeft gekregen naar gelang zijn leeftijd, situatie, levensstaat en godsdienstige ontwikkeling. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 19 Er mag niemand worden gekozen wiens aanwijzing verwondering kan wekken onder de gelovigen. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Instructie over de ontvangst van de Communie onder bepaalde omstandigheden, Immensae caritatis (29 jan 1973), 9. AAS 65 (1973) p. 266