Francis Kardinaal Arinze - 25 maart 2004
De gelovigen "moeten met hun bisschop instemmen zoals de Kerk met Jezus Christus, en Jezus Christus met zijn Vader, opdat alles in eenheid zou overeenstemmen en van vruchten zou overvloeien tot verheerlijking van God". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 27 Vgl. 2 Kor. 4, 15 Allen, ook de leden van de instituten van gewijd leven en sociëteiten van apostolisch leven en iedere andere soort van kerkelijke gemeenschappen of bewegingen zijn wat de liturgie betreft in alles onderworpen aan het gezag van de diocesane bisschop, Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 397. §1 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 678. §1 uitgezonderd in wettig toegekende rechten. De diocesane bisschop komt dus aangaande de liturgie het recht en de taak toe van toezicht en inspectie ten aanzien van de in zijn gebied gelegen kerken en kapellen, ook van die welke door leden van voornoemde instituten zijn gesticht of worden geleid, als daar regelmatig christengelovigen komen. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 683. §1