Francis Kardinaal Arinze - 25 maart 2004
De diocesane bisschop, de eerste uitdeler van Gods mysteries in de aan hem toevertrouwde particuliere Kerk, is de leider, bevorderaar en behoeder van het gehele liturgische leven. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 15 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 41 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 387 Immers, "de bisschop, die met de volheid van het wijdingssacrament is bekleed, is 'de beheerder van de genade van het hogepriesterschap', Gebed bij de wijding van een bisschop in de Byzantijnse Ritus: Euchologion to mega, Rome, 1873, p. 139. vooral in de Eucharistie, die hij zelf opdraagt of doet opdragen Vgl. H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Smyrna, Epistula ad Smyrnaeos. 8,1: ed. F.X. Funk, I, p. 282 en waardoor de Kerk voortdurend leeft en groeit". 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 26 Vgl. Congregatie voor de Riten, Over de Eredienst van de Eucharistie, Eucharisticum Mysterium (25 mei 1967), 7 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Bisschoppen, Pastores Gregis (16 okt 2003), 32-41