Francis Kardinaal Arinze - 25 maart 2004
Een buitengewone bedienaar van de heilige communie kan immers alleen maar de communie uitdelen, wanneer geen priester of diaken aanwezig is, wanneer een priester door een zwakke gezondheid of door ouderdom of om een andere werkelijke reden is verhinderd, of wanneer het aantal gelovigen dat te Communie gaat, zo groot is dat de viering zelf van de Mis uitzonderlijk lang zou duren. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Instructie over de ontvangst van de Communie onder bepaalde omstandigheden, Immensae caritatis (29 jan 1973), 1 Vgl. Pauselijke Raad voor Wetsteksten, Interpretationes authenticae, Can. 910, § 2, Utrum minister extraordinarius sacrae communionis (1 juni 1988) Vgl. Congregatie voor de Clerus, Het mysterie van de Kerk - Interdicasteriële Instructie over enige vragen betreffende de medewerking van lekengelovigen aan het dienstwerk van de priesters, Ecclesiae de mysterio (15 aug 1997), 8. § 2 Dit dient echter zo verstaan te worden dat een korte verlenging een absoluut onvoldoende reden is rekening houdend met de omstandigheden en de cultuur van de plaats.