
Francis Kardinaal Arinze - 25 maart 2004
De uitstelling van de allerheiligste Eucharistie dient steeds te geschieden volgens de voorschriften van de liturgische boeken. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, De heilige Communie en de verering van de Eucharistie buiten de Mis, De sacra communione et de cultu mysterii eucharistici extra Missam (21 juni 1983), 82-100 Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Algemeen Statuut van het Romeins Missaal - Editio typica tertio 2002 / emendata 2008, Institutio Generalis Missalis Romani (18 mrt 2002), 317 Vgl. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 941. § 2 Ook dient het bidden van de rozenkrans vóór het bewaarde of uitgestelde allerheiligste Sacrament niet uitgesloten te worden, als een gebed dat bewonderenswaardig is "in zijn eenvoud en ook in zijn diepte". H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de allerheiligste Rozenkrans, Rosarium Virginis Mariae (16 okt 2002), 2 Vooral wanneer er uitstelling is, dient de aard van dit gebed echter belicht te worden als een overweging van het mysterie van het leven van Christus de Verlosser en van het heilsbesluit van de almachtige Vader, vooral door het gebruik van lezingen uit de heilige Schrift. Vgl. Congregatie voor de Eredienst en de Sacramenten, Bij de aanbidding (15 jan 1997) Vgl. Apostolische Penitentiarie, Brief aan een priester (8 mrt 1996)