Francis Kardinaal Arinze - 25 maart 2004
De gelovigen "zullen niet nalaten soms een bezoek te brengen aan het allerheiligste sacrament, aangezien dit jegens Christus de Heer, die daarin aanwezig is, niet alleen een bewijs is van dankbaarheid, maar ook een onderpand van liefde en een dienst van verplichte aanbidding". H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 66 De beschouwing immers van Jezus, die in het allerheiligste Sacrament tegenwoordig is, als Communie van begeerte verenigt de gelovige zeer met Christus, zoals uit het voorbeeld van zoveel heiligen Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Kerk leeft van de Eucharistie, Ecclesia de Eucharistia (17 apr 2003), 25 duidelijk wordt: "Als geen ernstige reden dit in de weg staat, dient de Kerk waar de allerheiligste Eucharistie bewaard wordt, dagelijks tenminste enkele uren voor de gelovigen toegankelijk te zijn, opdat ze zich bij het allerheiligste Sacrament aan het gebed kunnen wijden." Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 937