Francis Kardinaal Arinze - 25 maart 2004
Anderzijds hebben alle christengelovigen recht op een echte liturgie, in het bijzonder op de viering van de heilige mis die zó dient te zijn, als de Kerk het heeft gewild en bepaald, en zoals in de liturgische boeken en andere wetten en normen wordt voorgeschreven. Eveneens heeft het katholieke volk het recht dat het heilig misoffer voor het volk volledig wordt gevierd overeenkomstig de volle leer van het leergezag van de Kerk. Uiteindelijk is het een recht van de katholieke gemeenschap dat de viering van de allerheiligste Eucharistie voor haar zo wordt gerealiseerd dat zij als het sacrament van de eenheid waarlijk zichtbaar wordt, met volledige uitsluiting van alle gebreken en houdingen die verdeeldheid of partijvorming in de Kerk zouden kunnen veroorzaken. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Kerk leeft van de Eucharistie, Ecclesia de Eucharistia (17 apr 2003), 52
Van zijn kant heeft het christenvolk het recht dat de diocesane bisschop ervoor waakt dat er in de kerkelijke discipline geen misbruiken binnensluipen, vooral met betrekking tot de bediening van het woord, de viering van de sacramenten en van de sacramentaliën, de eredienst van God en de heiligen. Wetboek, Codex van het Canonieke recht, Codex Iuris Canonici (25 jan 1983), 392