TOT DE COMMISSIE VAN EXPERTS INZAKE BEVOLKINGSGROEI, GEZIN EN GEBOORTECIJFER
(Soort document: H. Paus Paulus VI - Toespraak)
H. Paus Paulus VI -
27 maart 1965
TOT DE COMMISSIE VAN EXPERTS INZAKE BEVOLKINGSGROEI, GEZIN EN GEBOORTECIJFER
Beminde zonen,
Het is ons een grote vreugde u rondom ons geschaard te zien bij gelegenheid van de voltallige zitting van uw commissie. Wij weten hoe delicaat en hoe verantwoordelijk de taak is die wij u hebben toevertrouwd: het betreft een probleem dat de wereldopinie in beroering brengt en dat tevens terecht de bezorgdheid opwekt van de gehuwden en van hun herders.
Naast het genoegen met ieder van u kennis te maken spreken wij ook onze erkentelijkheid uit voor de bereidwilligheid waarmee gij - in antwoord op onze uitnodiging - op u genomen hebt deel te nemen aan de werkzaamheden, waarvan uw grote deskundigheid op het gebied van moraal- en pastoraaltheologie, geneeskunde, economie, psychologie, demografie en sociologie u de bevoegdheid ontzegt om de eisen ervan te minimaliseren.
De lijst van de documenten, welke voor deze vierde zitting van de commissie zijn voorbereid, is uit zichzelf reeds een sprekend bewijs voor de ernst waarmee gij deze werkzaamheden zijt begonnen en wij willen hierin reeds de waarborg zien van het succes dat ze zal bekronen.
Aan het uitspreken van onze dankbaarheid zouden wij graag enkele woorden van vaderlijke aanmoediging willen toevoegen om met volharding uw taak te vervolgen. Het is begrijpelijk dat uw levendig bewustzijn van de noodzaak om bepaalde problemen te laten rijpen u redelijke tussenpozen oplegt. Maar wij vragen u met nadruk niet de urgentie uit het oog te verliezen van een situatie die ondubbelzinnig richtlijnen vraagt aan de Kerk en haar oppergezag. Men mag het geweten van de mensen niet blootgesteld laten aan onzekerheden die vandaag maar al te dikwijls het huwelijksleven beletten zich te ontwikkelen volgens het plan van de Heer. Bovendien, naast de zo dringende problemen van de huwelijksgemeenschap zijn er ook bepaalde economische en sociale problemen: problemen die - wij H. Paus Paulus VI - Toespraak
Tot het H. College bij gelegenheid van zijn naamfeest
(23 juni 1964) - de Kerk niet mag verwaarlozen.
Geliefde zonen, dit zijn de plannen van uw onderzoek: van de ene kant een betere kennis van de fysiologische wetten, van de psychologische en medische gegevens, van de demografische bewegingen en van de sociale bewogenheden; van de andere kant en vooral het plan van het bovennatuurlijke licht, dat de gegevens van het geloof en van de traditionele leer van de Kerk op deze kwesties werpen. Als een oplettende moeder heeft de Kerk inderdaad in al de tijdperken de zorg gehad om een antwoord te geven dat aangepast is aan de grote problemen der mensheid; met dit doel is zij, volgens de raad van de Heer, ontvankelijk voor het nova et vetera, om aan het goddelijk zuurdesem van het evangelie al zijn rijkdom te geven en aan de mensen de overvloed van het bovennatuurlijk leven te verschaffen.
In dit geval kan het probleem aldus worden samengevat: in welke vorm en volgens welke normen dienen de echtgenoten in de uiting van hun wederkerige liefde de dienst van het leven te vervullen, waartoe zij geroepen zijn? Het antwoord van de christen zal steeds geïnspireerd worden door het bewustzijn van de plichten, van de waardigheid van de huwelijksstaat - waarin de liefde van de echtgenoten door de genade van het sacrament veredeld is - en van de hoge waarde van de gave voor het kind, dat tot het leven geroepen is.
Als bewaarster van de natuurlijke en positieve wet van God zal de Kerk niet toestaan dat men de prijs van het leven minimaliseert, noch het verheven karakter van de liefde die in staat is om zichzelf te overtreffen in de overgave van de echtgenoten aan elkaar, noch de nog meer belangeloze gave van elk van beiden aan een nieuw wezen.
Onze tijd is zich van al deze elementen misschien scherper bewust dan in het verleden. Als zeer moeilijke problemen - welke wij u juist gevraagd hebben in alle oprechtheid en vrijheid te onderzoeken - zijn opgeworpen, bevatten dan niet de grondige studies, waarop wij zo juist gezinspeeld hebben, de aankondiging van de oplossingen der problemen die tot nu toe nog zo moeilijk oplosbaar schijnen? Wij willen het geloven en hopen.
Wij hebben gewild dat uw onderzoek op een bredere basis zou plaatshebben, dat de verschillende stromingen van de theologische gedachte er beter zouden vertegenwoordigd zijn, dat de landen die op sociologisch plan met grote moeilijkheden te kampen hebben, hun stem onder u zouden kunnen laten horen, dat de leken en in het bijzonder de echtgenoten in zo'n belangrijke onderneming door deskundigen zouden vertegenwoordigd worden.
Nu zijt gij in een nieuwe en beslissende fase van uw werkzaamheden gekomen. Wij vertrouwen dat gij ze moedig tot aan het einde zult voortzetten. Wij zeiden het u reeds: de kwestie is te belangrijk, de onzekerheid bij sommigen is te pijnlijk dan dat gij u niet gedrongen zult voelen door een dwingende liefde jegens allen, wie wij een antwoord verschuldigd zijn. Wij hopen dat uw inspanningen ons er de elementen voor zal verschaffen.
Legt u dus met geheel uw hart toe op uw taak, laat rijpen wat moet rijpen, maar luistert naar de angstige stem van zoveel zielen en werkt met overgave, zonder u te bekommeren om kritiek of u door moeilijkheden te laten afschrikken. Gij staat in dienst van de Kerk en van de plaatsbekleder van Jezus Christus, die over uw commissie het bovennatuurlijk licht afsmeekt en u, uw gezinnen en uw werk vaderlijk zegent.
© 1965, Katholiek Archief, jrg. 20, nr. 18, p. 506-509