João Kard. Bráz de Aviz - 4 oktober 2015
"De gemeenschap vertegenwoordigt tegelijkertijd de bron en de vrucht van de zending". H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de roeping en de zending van de leken in de Kerk, Christifideles laici (30 dec 1988), 32 Deze bevestiging van de postconciliaire bezinning over de Kerk vindt een zichtbaar beeld in de gemeenschap die de broeders vormen. Dit is altijd een broederschap voor de zending. Dat betekent niet eenvoudig weg dat de gemeenschap een externe apostolische bezigheid heeft. Gods mysterie van de verlossing welt op als bron in de gemeenschap, wordt onder de broeders beleefd en wordt werkelijkheid in de kerkelijke zending. Deze keert terug naar de gemeenschap en voedt haar leven vanuit de ervaren werkelijkheid in de zending.
Gedreven door de respectievelijke stichtingscharisma's vormen de broedercongregaties gemeenschappen die zich binnen de zending situeren, op een bepaald gebied van de grote kerkelijke zending, ongeacht of deze actie apostolisch, contemplatief of gemengd is. De gemeenschap handelt als ambassadeur van de liefde van God in de wereld, instrument van verlossing onder hen die lijden, onder de gemarginaliseerden, onder de kleinen en de zwakken. Zij incarneert de verlossende aanwezigheid van God in de menselijke werkelijkheid die nood heeft aan verlossing. Het is daarom zo eenvoudig haar te identificeren als teken dat onmiddellijk verwijst naar de betekenis. Het gaat om een groep broeders die zich inspannen om samen te leven rond Hem die hen verenigd heeft en deze ervaring meedelen als boodschap van Hem die hen heeft gezonden.
De goedkeuring door de Kerk van de instituten van broeders veronderstelt in de eerste plaats dat hun een zending is toevertrouwd, een zending die ze vervullen vertrekkend vanuit hun eigen charisma. Dat veronderstelt ook dat de erkenning van hun engagement in de verscheiden menselijke situaties waarin zij betrokken zijn niet iets toevallig is of uitwendig aan het religieuze leven. Dit engagement maakt een wezenlijk deel onderdeel uit van hun identiteit en van hun toewijding. Ver boven de concrete werken die deze gemeenschappen van godgewijden ontplooien, vertegenwoordigen zij de Kerk, universeel sacrament van de verlossing 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 48, temidden van de samenleving en in het bijzonder naast de armen en hen die lijden.
Het lijkt daarom aangewezen dat wij naar deze gemeenschappen van broeders verwijzen als naar broederschappen van dienstverlening, in die zin dat de kerkelijke bediening Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over het gewijde leven en zijn zending in de Kerk en de wereld, Vita Consecrata (25 mrt 1996), 60 die door de gemeenschap van broeders is aangenomen hun een specifieke identiteit geeft in de Kerk. Bovendien legt de gemeenschap de nadruk op de onderlinge broederlijke verhouding tussen haar leden en de bestemmelingen van haar zending. Hij die de bediening uiteindelijk uitvoert is niet een individu, maar de gemeenschap. De leden van een dienende gemeenschap kunnen heel diverse taken vervullen, zelfs kunnen sommigen in de onmogelijkheid verkeren om externe taken te verrichten wegens ziekte of ouderdom. De bediening identificeert zich niet met een concrete taak. Het is de hele gemeenschap die deze uitoefent door middel van de verschillende diensten van haar leden, inbegrepen deze van het gebed, het offer van het lijden dat de zieken brengen, van solidariteit van de een met de ander ... De gehele gemeenschap maakt zich verantwoordelijk voor de taak die de Kerk haar heeft toevertrouwd.
De broederschap in dienstbaarheid is een wezenlijke bijdrage geweest van de religieuze Instituten van broeders aan het godgewijde leven en aan de Kerk. Hierdoor onderstrepen deze instituten de onlosmakelijke band die er is tussen gemeenschap en zending, de essentiële rol van de broederliefde als leidraad van de evangelisering, de reikwijdte en complexiteit hiervan, de werkelijkheid van de actie van de Geest en het zaad van het Woord 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 11. 2 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de missie-activiteit van de Kerk, Ad Gentes Divinitus (7 dec 1965), 15. 5 dat op de één of andere manier in alle volken en culturen aanwezig is.