João Kard. Bráz de Aviz - 4 oktober 2015
Twee evangelische beelden illustreren ons de betekenis van de zending van de broeder. Eén van hen is het medelijden dat Jezus betoont voor de menigte "want zijn waren als schapen zonder herder" (Mc. 6, 34). Jezus verzadigt eerste de menigte met het brood van zijn Woord, en bewogen door medelijden vraagt hij aan zijn leerlingen ook het brood van het gewone leven te delen: "Geeft gij hen maar te eten" (Mc. 6, 37).
Het andere beeld toont ons ook Jezus, de Mensenzoon, maar deze keer verschijnt zijn medelijden als een authentieke broederschap met de minstbedeelden die zover gaat dat hij zich met hen vereenzelvigt. Zijn gebod wordt een plechtige waarschuwing: "Voorwaar ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan ... Voorwaar ik zeg u: Al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan" (Mt. 25, 40.45).
Overal in het Evangelie is het opmerkelijk de bezorgdheid van Jezus te zien om het lijden te verzachten en de noden te lenigen van de mensen door Zichzelf te identificeren met de meest behoeftigen. Hij verwittigt ook dat zij die hen helpen het Koninkrijk zullen erven. Op dezelfde manier verwijst de zending die zijn apostelen ontvangen op het ogenblik dat ze gezonden worden om te evangeliseren niet enkel naar de verkondiging van de geestelijke boodschap maar ook naar de bevrijding van alles wat de mens onderdrukt en zijn menselijke ontwikkeling belemmert Vgl. Mt. 10, 1 Vgl. Mc. 3, 14-15 Vgl. Mc. 6, 12-13 , gelet op het feit dat "tussen evangelisatie en menselijke bevordering- ontwikkeling, bevrijding- inderdaad zeer sterke banden bestaan". H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 31
Doorheen haar geschiedenis heeft de Kerk dit gebod van Jezus zeer ernstig genomen: "Geeft gij hen maar te eten". Haar evangeliserende actie is systematisch verbonden geweest met de verspreiding van het menselijke brood onder zijn verschillende vormen: voedsel, gezondheid, bevrijding, cultuur, betekenis van het leven, etc. De geschiedenis van het godgewijde leven verhaalt op een bijzondere manier deze inspanning om de Blijde Boodschap van het Koninkrijk te vertalen in het concrete leven van elke dag.
De zending van de broeder volgt dezelfde beweging voorgesteld door de twee iconen die we zojuist hebben beschouwd. Langs de ene kant is het de vrucht van een hart dat zich laat raken door de noden en de ellende van de mensheid; het voelt door hen de oproep van Christus die het zendt om de honger te verzadigen op verschillende manieren; zijn charisma zal het in bijzonder gevoelig maken voor enkelen onder hen. Maar dat is niet voldoende: de broeder voelt zich gedreven om zich zoals Hij broeder van de kleinsten te maken. Het is zo dat hij de gave van de broederlijkheid die hij heeft gekregen en beleeft in zijn gemeenschap, overdraagt aan anderen in zijn zending. De uiteindelijke bestemmelingen van deze gave zijn de kleine broeders met dewelke Jezus zich heeft geïdentificeerd. De zending is niet "wat hij doet", maar zijn leven zelf dat gemeenschap is geworden met de kleinen: "opdat de gave de andere niet vernedert, moet ik niet enkel iets van mezelf geven, maar mezelf; ik moet deel uitmaken van de gave als persoon". Paus Benedictus XVI, Encycliek, God is Liefde, Deus Caritas Est (25 dec 2005), 34