Paus Franciscus - 19 oktober 2014
Wij hoorden zojuist één van de meest bekende zinnen uit heel het Evangelie: “Geeft aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt” (Mt. 22, 21). Op de provocatie van de farizeeën die Hem bij wijze van spreken het examen van godsdienst wilden afnemen en Hem op een fout betrappen, antwoordt Jezus met een ironische en geniale zin. Het is inderdaad een antwoord dat de Heer aan iedereen met gewetensproblemen geeft, vooral wanneer hun eigenbelang, rijkdom, prestige, macht en reputatie op het spel staan. En dat gebeurt in alle tijden, van in het begin. Het accent van Jezus ligt zeker op het tweede deel van de zin: “en (geef) aan God wat God toekomt”. Dat betekent, ten overstaan van eender welk type van macht te erkennen en te belijden dat God alleen Heer is van de mens en dat er geen ander is. Dat is het eeuwig nieuwe dat elke dag moet ontdekt worden door de angst te overwinnen die wij tegenover Gods verrassingen voelen. Hij heeft geen angst voor het nieuwe! Daarom verrast Hij ons telkens, door ons voor onverwachte wegen te openen en daarheen te leiden. Hij vernieuwt ons, dat wil zeggen, Hij maakt ons “nieuw”, voortdurend. Een Christen die volgens het Evangelie leeft is “het nieuwe van God” in de Kerk en de wereld. En God houdt veel van dit “nieuwe”! “Geef aan God wat God toekomt”, betekent zich voor Zijn wil open stellen, Hem ons leven wijden en met Zijn Rijk van barmhartigheid, liefde en vrede samenwerken. Daar ligt onze werkelijke kracht, het gist dat elke menselijke inspanning doet rijzen en het zout dat er smaak aan geeft, ingaande tegen het overheersende pessimisme dat de wereld ons aanbiedt. Daar ligt onze hoop want hoop op God is dus geen vlucht uit de werkelijkheid, geen alibi: het is op een actieve manier aan God geven wat Hem toebehoort. Daarom kijkt een Christen naar de toekomstige werkelijkheid, die van God, om het leven ten volle te leven – met de voeten op de grond – en de talloze nieuwe uitdagingen moedig te beantwoorden.
Wij hebben het deze dagen tijdens de Buitengewone Bisschoppensynode gezien - “synode” betekent “samen op weg gaan”. En inderdaad, herders en leken uit ieder werelddeel hebben hier in Rome de stem van hun lokale Kerk laten horen om de gezinnen van vandaag te helpen de weg van het Evangelie te gaan met de blik gericht op Jezus. Het was een grote ervaring waarin wij de synodaliteit en collegialiteit beleefd hebben en wij hebben de kracht van de Heilige Geest gevoeld die de Kerk steeds leidt en vernieuwt, de Kerk die geroepen wordt om onmiddellijk zorg te dragen voor de bloedende wonden en om de hoop te doen herleven van vele mensen zonder hoop. Voor de gave van deze Synode en voor de constructieve geest waarin ieder meewerkte, “zeggen wij God dank voor u allen, telkens wanneer wij uw naam noemen in onze gebeden” (1 Tess. 1, 2). En moge de Heilige Geest, die ons in deze werkzame dagen hielp om edelmoedig in ware vrijheid en nederige creativiteit te werken, ons verder begeleiden op de weg die alle Kerken ter wereld opgaan naar de volgende Bisschoppensynode van oktober 2015. Wij hebben gezaaid en blijven met geduld en volharding zaaien, in de zekerheid dat het de Heer is die al wat wij gezaaid hebben, doet groeien. Vgl. 1 Kor. 3, 6
Op deze dag waarop Paus Paulus VI zalig verklaard wordt, komen mij opnieuw de woorden voor de geest waarmee hij de Bisschoppensynode heeft ingesteld: “met aandacht kijkend naar de tekenen van de tijd, proberen wij oriënteringen en methodes aan te passen … aan de toenemende noden van onze tijd en aan de evolutie van de samenleving.” H. Paus Paulus VI, Motu Proprio, Oprichting van de Synode van Bisschoppen voor de universele Kerk, Apostolica Sollicitudo (15 sept 1965) Tot deze grote Paus, deze moedige Christen, deze onvermoeibare apostel, kunnen wij vandaag ten overstaan van God niet anders dan een even simpel als oprecht en belangrijk woord zeggen: dank u! dank u! Dank aan onze dierbare en veelgeliefde Paus Paulus VI! Dank voor uw nederig en profetisch liefdesgetuigenis voor Christus en Zijn Kerk! In zijn persoonlijk dagboek noteerde deze grote stuurman van het concilie, daags na de sluiting van de conciliaire zittingen: ‘Misschien is het niet zozeer omwille van één of andere bekwaamheid of opdat ik de Kerk zou besturen en uit haar actuele moeilijkheden zou redden, dat de Heer mij geroepen heeft en dat Hij mij in deze dienst bewaart, maar opdat ik voor de Kerk zou lijden en dat het duidelijk is dat Hij degene is, en geen ander, die haar leidt en redt’. P. Macchi, Paul VI à travers son enseignement, de Guibert 2005, p. 105 In deze nederigheid schittert de grootsheid van de zalige Paulus VI die, toen zich een geseculariseerde en vijandige samenleving profileerde, met scherpzinnige wijsheid, en soms in eenzaamheid, het bestuur van de boot van Petrus heeft weten te leiden, zonder ooit de vreugde noch het vertrouwen in de Heer te verliezen. Paulus VI wist werkelijk aan God te geven wat God toekomt door heel zijn leven te wijden aan “het sacrale, plechtige en zeer ernstige engagement: de zending van Christus in de tijd verder te zetten en op aarde uit te breiden”, H. Paus Paulus VI, Homilie, Tijdens de H. Mis, waaronder de plechtige rite van de kroning van Paus Paulus VI - Sint Pietersplein, Ea Quae (30 juni 1963), 12 en de Kerk lief te hebben door haar te leiden opdat zij “tegelijk een liefhebbende moeder van alle mensen zou zijn en uitdeelster van heil.” H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de Kerk, Ecclesiam Suam (6 aug 1964), 1