Kurt Kardinaal Koch - 10 december 2015
2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) wordt terecht gerekend tot de categorie documenten van het Tweede Vaticaans Concilie die van grote invloed zijn geweest op de nieuwe richting die de Katholieke Kerk sindsdien heeft ingeslagen. Deze verschuiving in de relaties van de Kerk met het Joodse volk en het Jodendom wordt slechts duidelijk wanneer we bedenken dat er voorheen bij beide partijen grote reserves bestonden, deels vanwege de geschiedenis van het christendom waarbinnen discriminatie van Joden en zelfs pogingen tot gedwongen bekering een rol speelden. Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 248 De achtergrond van deze complexe band bestaat onder andere in een asymmetrische relatie: als minderheid werden de Joden vaak geconfronteerd met en waren zij afhankelijk van een christelijke meerderheid. De donkere en verschrikkelijke schaduw van de Shoah die tijdens de naziperiode over Europa hing, heeft de Kerk er toe aangezet opnieuw over haar band met het Joodse volk na te denken.
De fundamentele waardering voor het Jodendom zoals weergegeven in ‘2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965)’ maakte het mogelijk dat gemeenschappen die eerder sceptisch tegenover elkaar stonden - stap voor stap en in de loop der jaren - betrouwbare bondgenoten en zelfs goede vrienden geworden zijn die in staat zijn samen crises te doorstaan en op een positieve manier conflicten te beslechten. Het 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) wordt daarbij erkend als de solide basis voor de verbetering van de relatie tussen katholieken en Joden.
Voor de praktische implementatie van 2e Vaticaans Concilie - Verklaring
Nostra Aetate
Over de houding van de Kerk tegenover niet-christelijke godsdiensten
(28 oktober 1965) werd op 22 oktober 1974 door de zalige paus Paulus VI de Commissie voor de Religieuze Betrekkingen met de Joden ingesteld. Hoewel zij organisatorisch verbonden is met de Raad tot Bevordering van de Eenheid van de Christenen, kan deze commissie zelfstandig optreden en heeft men haar de taak toevertrouwd om de religieuze dialoog met het Jodendom te begeleiden en te stimuleren. Vanuit theologisch oogpunt bezien is het zinvol dat deze commissie nauw verbonden is met de Raad ter Bevordering van de Eenheid van de Christenen, aangezien de scheiding tussen Synagoge en Kerk gezien kan worden als de eerste en meest verregaande breuk binnen het uitverkoren volk.
Binnen een jaar na oprichting, op 1 december 1974, publiceerde de Commissie van de Heilige Stoel haar eerste officiële document, getiteld ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Richtlijnen en suggesties voor de toepassingen van de Concilieverklaring Nostra aetate nr. 4
(1 december 1974)’. De cruciale en nieuwe focus van dit document ligt op het leren kennen van het Jodendom zoals dat zichzelf definieert, op het uiten van de grote waardering die het christendom heeft voor het Jodendom en op het benadrukken van het belang dat een dialoog met de Joden heeft voor de Katholieke Kerk. Zoals in het document staat: “Praktisch moeten dus in het bijzonder de Christenen trachten beter de fundamentele bestanddelen van de joodse religieuze traditie te begrijpen en de wezenlijke karakteristieken leren waarmee de joden zelf zich in het licht van hun actuele religieuze werkelijkheid bepalen”. Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen, Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden, Richtlijnen en suggesties voor de toepassingen van de Concilieverklaring Nostra aetate nr. 4 (1 dec 1974). (zie Voorwoord 1974 Het behoort tot het wezen van de Kerk dat zij getuigenis aflegt van haar geloof in Jezus Christus. Op basis van dit getuigenis biedt het document een reflectie op het specifieke karakter van de dialoog van de Kerk met het Jodendom. In de tekst wordt verwezen naar de wortels van de christelijke liturgie in haar Joodse betekenishorizon, worden nieuwe mogelijkheden geschetst voor toenadering op het gebied van onderwijs, opvoeding en opleiding, en worden er suggesties gedaan voor gezamenlijke inspanningen op sociaal gebied.
Elf jaar later, op 24 juni 1985, publiceerde de Commissie van de Heilige Stoel een tweede document, getiteld ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Verklaring over de juiste presentatie van de joden en het jodendom in prediking en catechese binnen de Rooms-Katholieke Kerk
(24 juni 1985)’. Dit document kenmerkt zich door een sterkere theologisch-exegetisch oriëntatie, in zoverre het reflecteert op de relatie tussen het Oude en het Nieuwe Testament en de Joodse wortels van het christelijke geloof aantoont. Dat geldt ook voor de manier waarop het ‘de Joden’ in het Nieuwe Testament beschrijft en verklaart, hoe het op de gemeenschappelijke elementen in de liturgie wijst, vooral in de grote vieringen van het kerkelijk jaar, en kort ingaat op de historische relatie tussen Jodendom en christendom. Wat betreft het ‘land van de voorvaders’ benadrukt het document dat “christenen worden uitgenodigd tot begrip voor deze godsdienstige verbondenheid die geworteld is in de Bijbelse traditie, zonder echter enige bijzondere religieuze interpretatie van deze band tot de hunne te maken (...). Het bestaan van de staat Israël en zijn politieke keuzes moet niet worden beschouwd in een perspectief dat in zich godsdienstig is, maar in zijn relatie tot de gewone beginselen van het internationaal recht.” Het voortbestaan van [het volk] Israël dient echter te worden gezien als een “historisch feit en een teken dat dient te worden verklaard binnen Gods plan”. Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen, Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden, Verklaring over de juiste presentatie van de joden en het jodendom in prediking en catechese binnen de Rooms-Katholieke Kerk (24 juni 1985), 33. (VI,1)
Op 16 maart 1998 presenteerde de Commissie voor de Religieuze Relaties met de Joden een derde document aan het publiek. Dit document betreft de Shoah en draagt de titel ‘Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen - Commissie voor religieuze betrekkingen met de Joden
Wij herinneren ons: een beschouwing over de Shoah (document)
(16 maart 1998)’. In deze tekst wordt een hard maar juist oordeel geveld, namelijk dat de balans in de 2000 jaar oude relatie tussen Joden en Christenen helaas een negatieve is. Het herinnert aan de houding van Christenen ten aanzien van het antisemitisme van de nationaalsocialisten en benadrukt de plicht van de Christenen om de menselijke catastrofe van de Shoah te blijven gedenken. In een H. Paus Johannes Paulus II - Brief
Wij herinneren ons: een beschouwing over de Shoah (begeleidende brief)
Begeleidend schrijven
(12 maart 1998) geeft de heilige paus Johannes Paulus II uiting aan zijn hoop dat dit document daadwerkelijk “zal helpen om de wonden van misverstanden en ongerechtigheden uit het verleden te helen. Moge het ervoor zorgen dat de herinnering zijn onontbeerlijke plaats zal innemen bij de bouw van een toekomst waarin het onuitsprekelijke onrecht van de Shoah nooit meer mogelijk zal zijn.”
In de reeks documenten uitgegeven door de Heilige Stoel moet melding gemaakt worden van de Pauselijke Bijbelcommissie
Het Joodse volk en zijn heilige geschriften in de Christelijke Bijbel (24 mei 2001) van de Pauselijke Bijbelcommissie van 24 mei 2001, die expliciet gewijd is aan de Joods-Katholieke dialoog: ’"Pauselijke Bijbelcommissie
Het Joodse volk en zijn heilige geschriften in de Christelijke Bijbel (24 mei 2001)". Deze tekst vormt het belangrijkste exegetische en theologische document van de Joods-Katholieke dialoog en bevat een schat aan gemeenschappelijke thema’s die hun basis hebben in de geschriften van het Jodendom en christendom. De Heilige Geschriften van het Joodse volk worden beschouwd als een “fundamenteel onderdeel van de christelijke Bijbel”. De tekst bespreekt de fundamentele thema’s van de Heilige Geschriften van het Joodse volk en hun opname in het geloof in Christus. De manier waarop Joden in het Nieuwe Testament worden voorgesteld, wordt gedetailleerd beschreven.
Teksten en documenten, hoe belangrijk ook, kunnen persoonlijke ontmoetingen en de dialoog van mens tot mens niet vervangen. Terwijl onder de zalige paus Paulus VI de eerste stappen in de Joods-Katholieke dialoog werden gezet, was het de heilige Paus Johannes Paulus II die erin slaagde deze dialoog te stimuleren en te verdiepen door overtuigende gebaren richting het Joodse volk. Hij was de eerste paus die H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Bezoek aan Auschwitz-Birkenau (7 juni 1979) om daar te bidden voor de slachtoffers van de Shoah. Tevens H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Ontmoeting met de Joodse gemeenschap tijdens het bezoek aan de Synagoge van Rome
(13 april 1986) om zijn solidariteit met de Joodse gemeenschap uit te drukken. In de context van een historische pelgrimage naar het Heilig Land was hij ook de gast van de staat Israël, waar hij H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Schepper van het heelal en de Heer van de geschiedenis
Interreligieuze ontmoeting in het Pauselijk Instituut Notre Dame, Jeruzalem
(23 maart 2000), een H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Tot het Opperrabinaat Hechal Shlomo
Tijdens pelgrimage in het Heilig Land (23 maart 2000) en H. Paus Johannes Paulus II - Gebeden en Testament
Bij de Westelijke Tempelmuur (Klaagmuur)
(26 maart 2000). Keer op keer ontmoette hij Joodse groeperingen, in het Vaticaan of tijdens zijn vele apostolische reizen. Evenzo was Benedictus XVI, al voor zijn verkiezing tot paus, betrokken bij de Joods-katholieke dialoog door het geven van een serie lezingen over belangrijke theologische beschouwingen ten aanzien van de relatie tussen het Oude en het Nieuwe Verbond en de Synagoge en de Kerk. Na zijn verkiezing, tredend in de voetsporen van de heilige paus Johannes Paulus II, stimuleerde hij deze dialoog op zijn eigen manier, namelijk door diezelfde gebaren te versterken en door met kracht van woorden zijn waardering voor het Jodendom uit te spreken. Als aartsbisschop van Buenos Aires zette kardinaal Jorge Mario Bergoglio zich zeer in voor het versterken van de Joods-Katholieke dialoog en had hij onder de Joden in Argentinië vele vrienden. Nu, als paus, blijft hij op internationaal niveau werken aan de intensivering van de dialoog met het Jodendom door middel van vele vriendschappelijke ontmoetingen. Een van de eerste van zulke ontmoetingen vond plaats in mei 2014 in Israël, waar hij Paus Franciscus - Toespraak
Tjdens het beleefdheidsbezoek aan de twee Opperrabijnen van Israƫl
Heichal Shlomo Center naast de Grote Synagoge, Jeruzalem - Tijdens de reis door het H. Land 2014
(26 mei 2014), een bezoek bracht aan de Westelijke Muur, en Paus Franciscus - Toespraak
Adam, waar ben je? (Gen. 3, 9)
Tijdens het bezoek aan het monument Yad Vashem, Jeruzalem - tijdens de reis door het H. Land 2014
(26 mei 2014).
Al voor de oprichting van de Commissie van de Heilige Stoel waren er via het toenmalige Secretariaat voor de Bevordering van de Eenheid der Christenen contacten en verbindingen met verschillende Joodse organisaties. Vanwege het veelzijdige karakter van het Jodendom en het ontbreken van een centrale organisatie binnen het Jodendom stond de Katholieke Kerk voor de uitdaging te bepalen met wie men het gesprek zou voeren. Het was immers onmogelijk om afzonderlijke en onafhankelijke bilaterale gesprekken te voeren met alle Joodse groeperingen en organisaties die zich bereid verklaarden tot een dialoog. Om dit probleem te verhelpen namen Joodse organisaties de suggestie van de Katholieke Kerk over om voor de dialoog één aparte organisatie op te richten. Het Internationaal Joods Comité voor Interreligieuze Consultaties (IJCIC) is de officiële Joodse vertegenwoordiger voor de Commissie Religieuze Relaties met de Joden van de Heilige Stoel.
Het IJCIC begon zijn werk in 1970, en een jaar later werd de eerste gezamenlijke conferentie georganiseerd in Parijs. De conferenties, die sindsdien regelmatig worden gehouden, vallen onder de verantwoordelijkheid van het International Catholic-Jewish Liaison Committee (ILC). Zij geven vorm aan de samenwerking tussen het IJCIC en de Commissie van de Heilige Stoel. Wederom in Parijs kon het IJCIC in februari 2011 dankbaar terugkijken op veertig jaar institutionele dialoog. In deze veertig jaar heeft zich veel ontwikkeld: uit de confrontatie van voorheen is een succesvolle samenwerking gegroeid. Het vroegere conflictpotentieel is een positief conflictmanagement geworden, en de vroegere gespannen co-existentie is vervangen door een vruchtbare gemeenschappelijkheid die tegen een stootje kan. De vriendschappen die in die tijd zijn ontstaan, zijn stabiel gebleken, waardoor het mogelijk is geworden om controversiële onderwerpen aan te snijden zonder het risico blijvende schade toe te brengen aan de dialoog. Dit is des te meer noodzakelijk aangezien de dialoog in de afgelopen decennia niet altijd zonder spanningen was. Over het algemeen kan men echter met waardering opmerken dat in de Joods-Katholieke dialoog, vooral sinds de ingang van het nieuwe millennium, intensieve inspanningen zijn geleverd om openlijk en op een positieve manier met ontstane meningsverschillen en conflicten om te gaan. Op deze manier zijn de wederzijdse relaties sterker geworden.
Naast de dialoog met het IJCIC dient ook het geïnstitutionaliseerde gesprek met het opperrabbinaat van Israël genoemd te worden. Dit is de vrucht van de ontmoeting van de heilige paus Johannes Paulus II met beide opperrabbijnen in Jeruzalem tijdens zijn H. Paus Johannes Paulus II - Toespraak
Tot het Opperrabinaat Hechal Shlomo
Tijdens pelgrimage in het Heilig Land (23 maart 2000). De eerste ontmoeting werd georganiseerd in juni 2002 in Jeruzalem, waarna zulke bijeenkomsten jaarlijks hebben plaatsgehad, afwisselend in Rome en Jeruzalem. De twee delegaties zijn relatief klein, zodat er mogelijkheid is tot zeer persoonlijke en intensieve discussies over verschillende onderwerpen, zoals de heiligheid van het menselijk leven, de status van de familie, het belang van de heilige Geschriften voor het leven in de maatschappij, de godsdienstvrijheid, de ethische grondslagen van het menselijk handelen, de ecologische uitdaging, de relatie tussen seculiere en religieuze autoriteiten, en de essentiële kwaliteiten van een religieus leiderschap in de seculiere maatschappij. Het feit dat de katholieke vertegenwoordigers die aan de bijeenkomsten deelnemen bisschoppen en priesters zijn en dat de Joodse vertegenwoordigers vrijwel uitsluitend rabbijnen zijn, laat toe dat de betreffende onderwerpen ook vanuit een religieus perspectief bekeken kunnen worden. De dialoog met het opperrabbinaat van Israël heeft in dat opzicht een opener relatie tussen het Orthodoxe Jodendom en de Katholiek Kerk op wereldniveau mogelijk gemaakt. Na iedere bijeenkomst wordt een gezamenlijke verklaring gepubliceerd, die telkens getuigt van de rijkdom van het gemeenschappelijke spirituele erfgoed van het Jodendom en christendom en benoemt welke waardevolle schatten nog opgegraven kunnen worden. Bij het opmaken van de balans van meer dan tien jaar dialoog kunnen we met dankbaarheid vaststellen dat er een sterke vriendschap uit is voortgekomen, die een stevige basis voor de toekomst vormt
De inspanningen van de Commissie van de Heilige Stoel voor de Religieuze Betrekkingen met de Joden kunnen uiteraard niet worden beperkt tot deze twee geïnstitutionaliseerde dialogen. De Commissie wil graag open staan voor alle stromingen binnen het Jodendom en contact onderhouden met alle Joodse groeperingen en organisaties die streven naar een band met de Heilige Stoel. Van Joodse zijde toont men een bijzondere interesse voor audiënties met de paus, die altijd door de Commissie worden voorbereid. Naast directe contacten met het Jodendom streeft de Commissie van de Heilige Stoel er ook naar om binnen de Katholieke Kerk mogelijkheden te scheppen voor dialoog met het Jodendom en om samen te werken met individuele bisschoppenconferenties, teneinde hen op lokaal niveau te ondersteunen in het stimuleren van de Joods-Katholieke dialoog. De introductie van de ‘Dag van het Jodendom’ in enkele Europese landen is hier een goed voorbeeld van.
In de laatste decennia hebben zowel de ‘dialoog ad extra’ als de ‘dialoog ad intra’ geleid tot het steeds duidelijker wordende bewustzijn dat christenen en Joden onherroepelijk onderling afhankelijk zijn en dat de dialoog tussen hen – vanuit de theologie gezien – een plicht is en geen kwestie van willekeur. Joden en christenen kunnen elkaar verrijken in wederzijdse vriendschap. Zonder haar Joodse wortels loopt de Kerk gevaar om haar soteriologische verankering in de heilsgeschiedenis te verliezen en zou zij kunnen afglijden naar een uiteindelijk onhistorische Gnosis. Paus Franciscus stelt: “hoewel sommige christelijke overtuigingen voor het Jodendom onaanvaardbaar zijn, en de Kerk er niet van kan afzien Jezus te verkondigen als Heer en Messias, bestaat er een rijke complementariteit, die het ons mogelijk maakt samen de teksten van de Hebreeuwse Bijbel te lezen en elkaar te helpen de rijkdommen van het Woord te doorgronden. Ook kunnen wij veel ethische overtuigingen delen evenals de gemeenschappelijke zorg voor de gerechtigheid en de ontwikkeling van de volken". Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 249