
11 oktober 1972
Om reden van de universele en missionaire aard van het christelijk geloof, dienen de door God geopenbaarde gebeurtenissen en woorden telkens weer overdacht en op nieuwe wijze verwoord en beleefd te worden en in het midden van elke menselijke cultuur. Alleen dan kunnen zij immers een waarachtig antwoord geven op de vragen die hun wortels hebben in het hart van elk menselijk wezen, en inspirerend werken in het gebed, de eredienst en het dagelijks leven van het volk van God.
Het Evangelie van Christus leidt aldus elke cultuur zowel naar haar vervulling en hoogtepunt als tegelijkertijd naar een opbouwende kritiek. De plaatselijke kerken die zich, onder de leiding van hun herders, op deze moeilijke taak van incarnatie van het christelijk geloof toeleggen, dienen immer de continuïteit en de gemeenschap met de universele Kerk van vroeger en nu te bewaren. Door hun inspanningen dragen zij bij zowel tot de verdieping van het christelijke leven als tot de vooruitgang van de theologische reflectie in de universele Kerk. Zij leiden aldus het mensdom in heel zijn verscheidenheid naar de door God gewilde eenheid.