H. Paus Johannes Paulus II - 9 november 1978
Van ganser harte wil ik mijn dank uitspreken voor de woorden die bij het begin van onze ontmoeting vandaag tot mij werden gericht. Samen met de kardinaal-vicaris monseigneur vicegerant en de hulpbisschoppen is hier de geestelijkheid van het bisdom Rome aanwezig om de nieuwe bisschop van Rome te ontmoeten, die Christus door de keuze van de kardinalen heeft aangewezen tijdens het conclaaf van 16 oktober, na het onverwachte sterven van de zo geliefde Paus Johannes Paulus I. Ik moet u bekennen, geliefde medebroeders, dat ik zeer naar deze ontmoeting heb verlangd en er zolang op heb gewacht. Maar toen ik de erfenis van mijn vereerde voorgangers overnam - er zijn immers ook nauwelijks drie maanden voorbijgegaan sinds de dood van de grote Paus Paulus VI - dacht ik, dat het goed zou zijn alles geleidelijk te doen. Temeer daar de omstandigheden zo ongewoon zijn.
De opvolging van de bisschoppen van Rome telt nu, na 455 jaar, een Paus die van buiten de grenzen van Italië komt. Daarom meende ik dat het een plicht was de inbezitneming van het bisdom Rome met de plechtige intrede in de basiliek van Sint Jan in Lateranen, te laten voorafgaan door een periode van voorbereiding. In deze tussentijd heb ik me willen invoegen in die schitterende stroom van de christelijke traditie van Italië, tot uitdrukking gebracht door de figuren van haar patronen: de heilige Franciscus van Assisi en de heilige Catherina van Siena. Na deze voorbereiding wil ik de fundamentele plicht van mijn pontificaat vervullen, dat wil zeggen bezit nemen van Rome als bisdom, als Kerk van deze stad, officieel de verantwoordelijkheid voor deze gemeenschap op mij nemen, van deze traditie waarvan de heilige apostel Petrus aan de oorsprong staat. Ik ben mezelf er diep van bewust dat ik Paus van de universele Kerk ben geworden omdat ik bisschop van Rome ben geworden. Het ambt (munus) van bisschop van Rome als opvolger van Petrus is de wortel van de universaliteit.
Onze ontmoeting vandaag, op het feest van de wijding van de lateraanse basiliek, is als het ware een inleiding van de plechtigheid die volgende week zondag zal plaatsvinden. Ik groet de kardinaal-vicaris, monseigneur vicegerant, de bisschoppen en alle zowel diocesane als religieuze priesters die hier verenigd zijn. In de naam van Christus de Verlosser roep ik u allen van harte welkom toe.
Terwijl ik naar die toespraak luisterde constateerde ik met vreugde dat de meest wezenlijke problemen mij na aan het hart liggen. Ze maken deel uit van heel mijn voorgaande ervaring. Twintig jaar bisschoppelijke dienst en bijna vijftien jaar pastorale leiding in een van de oudste bisdommen van Polen, het aartsbisdom Kraków, maken dat deze problemen in mijn herinnering herleven, me dwingen ze met elkaar te vergelijken, hoewel ik natuurlijk - dat is duidelijk - me bewust blijf van het verschil van situatie. Ik ben mij ten volle bewust wat de evangelisatie en de pastorale activiteit in een stad betekenen waarvan het historisch centrum rijk is aan Kerken die leeg lopen terwijl er tegelijk nieuwe wijken en voorsteden verrijzen die verzorgd moeten worden, vaak ook door de strijd om nieuwe Kerken, nieuwe parochies te verkrijgen en de andere fundamentele voorwaarden voor de evangelisatie. Ik herinner mij de bewonderenswaardige, ijverige, vaak heldhaftige priesters met wie ik de zorgen en de strijd heb kunnen delen. Op deze weg krijgt het geloof, gevoed door de traditie, een nieuwe vorm. De secularisering, geprogrammeerd of ontstaan door de gewoonten en de aanleg van de bewoners van een grote stad blijft stilstaan wanneer ze stoot op een levendig geloofsgetuigenis dat ook de sociale dimensie van het Evangelie aan weet te tonen.
Ik weet ook, geliefde broeders, welke betekenis de afzonderlijke instellingen en structuren hebben waarnaar de kardinaal-vicaris van Rome zo goed was te verwijzen. Dat wil zeggen de curie, in ons geval het vicariaat van Rome, de prefecturen en de betreffende raad van de pastoor-dekens en de priesterraad. Ik heb geleerd ieder van deze vormen van groepsarbeid zijn juiste waarde toe te kennen. Het zijn niet alleen administratieve structuren, maar ook centra door middel waarvan onze priesterlijke gemeenschap en heel de eenheid van de pastorale dienst en evangelisatie zich uitdrukt en verwezenlijkt. In mijn voorgaande bisschoppelijke arbeid heeft de priesterraad, zowel als gemeenschap alsook als plaats van samenkomst om samen met de bisschop de gemeenschappelijke zorg voor het hele leven van het 'presbyterium' te delen en met het oog op de doeltreffendheid van de pastorale activiteit, mij een grote dienst bewezen.
Van de door de kardinaal-vicaris in zijn toespraak genoemde instellingen zijn de volgende drie me in mijn voorgaande bediening als bisschop altijd zeer na en geliefd geweest: het diocesane seminarie, de universiteit van de theologische wetenschappen en de parochie. Hoe graag zou ik een bijdrage willen leveren aan hun ontwikkeling! Het seminarie is immers de 'oogappel' niet alleen van de bisschoppen maar ook van de hele plaatselijke en universele Kerk. De universiteit van de theologische wetenschappen - in dit geval de Universiteit van Lateranen - zal mij even lief zijn als de theologische faculteit in Kraków met haar bijbehorende instellingen mij lief was en blijft. Voor wat de parochie betreft, hoe juist vind ik de verklaring, dat de bisschop zich het meest op zijn gemak voelt 'in de parochie!' De bezoeken aan de parochies - de fundamentele organische cellen van de Kerk en van de gemeenschap van het volk van God - wat hield ik daarvan! Ik hoop dat ik daarmee hier ook kan doorgaan om uw problemen en die van de parochies te kennen. Op dit punt hebben we reeds voorbereidende gesprekken gehad met zijne eminentie en zijn bisschoppen.
Het zal zeker niet mogelijk zijn dat alles hier over te planten, in deze nieuwe werkomstandigheden, maar we moeten al het mogelijke doen om elkaar nabij te zijn, om het 'unum' te vormen, de priesterlijke gemeenschap bestaande uit de hele diocesane en religieuze geestelijkheid en uit alle priesters die uit de verschillende delen van de wereld komen en werken aan de Romeinse curie en die zich bovendien met zorg wijden aan de pastorale bediening. Deze gemeenschap van de priesters onder elkaar en met de bisschop is de fundamentele voorwaarde voor de eenheid van het hele volk van God. Ze bouwt haar eenheid op in de verscheidenheid en de christelijke solidariteit. De eenheid van de priesters met de bisschop moet de bron worden voor de wederzijdse eenheid van de priesters onder elkaar en van de groepen van priesters. Deze eenheid, aan de basis waarvan wij het bewustzijn van de eigen grootse zending vinden, komt tot uitdrukking door de uitwisseling van diensten en ervaringen, de beschikbaarheid tot samenwerking, de betrokkenheid bij alle pastorale activiteiten, zowel in de parochie als in de catechese of in het leiding geven aan de apostolische actie van de leken.
Geliefde broeders, we moeten vanuit het diepst van onze ziel ons priesterschap liefhebben als een groot 'sociaal sacrament'. We moeten het liefhebben als het wezen van ons leven en onze roeping, als basis van onze christelijke en menselijke identiteit. Niemand van ons mag in zichzelf verdeeld zijn. Het sacramentele priesterschap, het ambtelijke priesterschap, vereist een bijzonder geloof, een bijzondere inzet van alle krachten van ziel en lichaam, eist een bijzonder bewustzijn van de eigen roeping als buitengewone roeping. Ieder van ons moet op zijn knieën Christus danken voor de gave van deze roeping:
'Kan ik ooit vergelden de Heer alwat Hij voor mij heeft volvoerd? De beker des heils wil ik heffen, aanroepen de naam van de Heer' (Ps. 115).
Geliefde broeders, 'de beker des heils' moeten we nemen. We zijn nodig voor de mensen, we zijn hard nodigen niet voor gedeeltelijke dienst, half-time, als 'ambtenaren'! We zijn nodig als degenen die getuigenis afleggen en in de anderen de behoefte wakkerroepen ook getuigenis af te leggen. En als het soms lijkt alsof we niet nodig zijn dan betekent dat dat we moeten beginnen een duidelijker getuigenis af te leggen en dan zullen we merken hoezeer de wereld van vandaag ons priesterlijk getuigenis, onze dienst, ons priesterschap nodig heeft. We moeten de mensen van onze tijd, onze gelovigen, het volk van Rome ons getuigenis geven en aanbieden met heel ons menselijke bestaan, heel ons wezen. Het priesterlijke getuigenis, het jouwe, zeer geliefde broeder in het priesterschap, en het mijne, neemt onze hele persoon in beslag. Ja, de Heer schijnt ons te zeggen:
'Ik heb je handen nodig om te blijven zegenen,
Ik heb je lippen nodig om te blijven spreken,
Ik heb je lichaam nodig om te blijven lijden,
Ik heb je hart nodig om te blijven liefhebben,
Ik heb je nodig om te blijven verlossen' Michel Quoist, 'Bidden'.
Maken we ons niet wijs het Evangelie te dienen, wanneer wij ons priesterlijke charisma proberen te 'verdunnen' door een overdreven belangstelling voor het uitgestrekte gebied van de tijdelijke problemen, wanneer wij onze manier van leven en handelen willen 'verwereldlijken', wanneer wij ook de uiterlijke tekenen van onze priesterlijke roeping afleggen. Wij moeten de zin van onze bijzondere roeping bewaren, en dit 'bijzondere' moet ook uit onze kleding blijken. Laten we ons niet schamen! Zeker, we zijn in de wereld! Maar we zijn niet van de wereld!
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft ons herinnerd aan die schitterende waarheid over het 'algemeen priesterschap' van het hele volk van God, dat voortvloeit uit de deelneming aan het ene priesterschap van Jezus Christus. Ons 'ambtelijke' priesterschap, geworteld in het sacrament van de wijding, verschilt wezenlijk van het algemeen priesterschap van de gelovigen. Het is ingesteld om doeltreffender onze broeders en zusters die in de wereld leven - dat wil zeggen de leken - te onderrichten omtrent het feit dat we in Jezus Christus allen een 'volk van priesters' zijn voor de Vader. De priester bereikt dit doel door de bediening van het woord en de sacramenten, een bediening die hem eigen is, en vooral door het eucharistische offer waartoe alleen hij gemachtigd is; de priester verwezenlijkt dit alles ook door een evenredige levensstijl. Ons priesterschap moet dus helder en uitdrukkelijk zijn. En wanneer het in de traditie van onze Kerk nauw verbonden is met het celibaat, dan is dat juist met het oog op de 'evangelische' helderheid en uitdrukkelijkheid waarnaar de woorden van onze Heer over het celibaat 'omwille van het rijk der hemelen' verwijzen. Vgl. Mt. 19, 12
Het Tweede Vaticaans Concilie en een van de eerste bisschoppensynoden, die van 1971, hebben grote aandacht geschonken aan bovengenoemde kwesties. Verder moeten we niet vergeten dat Paus Paulus VI tijdens die synode de zalige priester Maximiliaan Kolbe tot de eer der altaren heeft verheven. Vandaag wil ik verwijzen naar al datgene wat toen gezegd werd evenals naar dit priesterlijke getuigenis van mijn landgenoot.
Ik zou u nog een ander probleem willen toevertrouwen dat mij bijzonder ter harte gaat: de priesterroepingen in onze geliefde stad en beminde bisdom Rome! Geliefde priesters, weest deelgenoten in mijn zorg en mijn bezorgdheid! Gaat in gedachten terug naar uw meest persoonlijke herinneringen. Staat misschien aan het begin van uw roeping geen voorbeeldig priester die u geleid heeft bij uw eerste stappen naar het priesterschap? Is uw eerste gedachte, uw eerste verlangen de Heer te volgen misschien niet verbonden met de concrete persoon van een priester-biechtvader, van een priester-vriend? Gaat met uw dankbaarheid in gedachten terug naar deze priester, uw hart vol dankbaarheid. Ja, de Heer heeft bemiddelaars nodig, werktuigen om zijn stem, zijn roep te laten horen. Geliefde priesters, biedt uzelf aan aan de Heer om zijn werktuigen te zijn voor de oproep van nieuwe arbeiders in zijn wijngaard. Edelmoedige jongeren ontbreken niet.
Met grote nederigheid en liefde vraag ik aan Christus, de enige en eeuwige priester, door de voorspraak van zijn en onze moeder, zozeer vereerd in het beeld dat in de hele wereld bekend is als de Salus Populi Romani (heil van het Romeinse volk), dat onze gemeenschappelijke priesterlijke en pastorale bediening in dit bisdom dat het eerbied waardigste is van de universele Kerk, gezegend mag zijn en overvloedig vruchten mag dragen. Ik eindig dan ook onder verwijzing naar het priesterlijk gebed van Jezus Christus, met deze woorden: 'Heilige Vader, bewaar in uw Naam hen die Gij Mij gegeven hebt, opdat zij één mogen zijn ... opdat niemand van hen verloren gaat ... en zij in de waarheid toegewijd mogen zijn' (Joh. 17, 11.19).