
10 juni 2014
"SENSUS FIDEI" IN HET LEVEN VAN DE KERK | |||
► | Introductie |
Omdat de Heilige Geest hun geschonken is, ‘de Geest der waarheid, die van de Vader komt’ en die getuigenis aflegt over de Zoon (Joh. 15, 26), hebben alle gedoopten deel aan het profetische ambt van Jezus Christus, ‘de getrouwe en waarachtige getuige’ (Openb. 3, 14). Zij moeten over het Evangelie en over het geloof van de Apostelen getuigenis afleggen in de Kerk en in de wereld. Zij worden gezalfd door de Heilige Geest, die hen toerust voor deze hoge roeping, en die hen zeer persoonlijk en innig vertrouwd maakt met het geloof van de Kerk. In de eerste Brief van Johannes wordt aan de gelovigen gezegd: ‘Ook u bent gezalfd door de Heilige, u allen bezit kennis’, ‘de zalving die u van Hem ontvangen hebt blijft u bij, u hebt geen andere leraar nodig’, ‘alles wat zijn zalving u leert, is waar’ (1 Joh. 2, 20.27).
Dientengevolge beschikken de gelovigen over een aanvoelen van de waarheid van het Evangelie. Dat stelt hen in staat te onderkennen en te beamen wat authentiek christelijke leer en levenspraktijk is, en af te wijzen wat in dat opzicht niet deugt. Dat bovennatuurlijke aanvoelen, dat intrinsiek samenhangt met het geloof dat in de gemeenschap van de Kerk ontvangen wordt, heet de sensus fidei en stelt christenen in staat hun profetische roeping na te leven. In zijn eerste toespraak bij het Angelus haalde Paus Franciscus de woorden aan van een eenvoudige oudere vrouw die hij eens ontmoette: ‘Als de Heer niet alles vergaf, zou de wereld helemaal niet bestaan’; en hij voegde daar met bewondering aan toe: ‘Dat is wijsheid die van de Heilige Geest komt’. Paus Franciscus, Angelus/Regina Caeli, Vijfde zondag door het Jaar - Jaar C, Barmhartigheid verandert de wereld (17 mrt 2013), 3. Het inzicht van de vrouw is een treffend voorbeeld van de sensus fidei; die maakt een zekere mate van onderscheid in geloofskwesties mogelijk, voedt echte wijsheid, en leidt, zoals in dit geval, tot verkondiging van de waarheid. De sensus fidei is dus een levensechte bron voor de nieuwe evangelisatie die de Kerk zichzelf als ernstige opdracht gesteld heeft in deze tijd. Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 119-120
Het theologische concept van de sensus fidei heeft betrekking op twee onderscheiden maar nauw samenhangende werkelijkheden, namelijk enerzijds de Kerk, die ‘pijler en grondslag van de waarheid’ is (1 Tim. 3, 15) Bijbelcitaten komen uit de Willibrordvertaling. Tenzij anders vermeld zijn citaten uit de documenten van het Tweede Vaticaans Concilie genomen uit de vertalingen zoals beschikbaar op rkdocumenten.nl; verwijzingen naar J. P. Migne, red., Patrologia Latina (1844-1864) worden aangegeven met PL en het deel- en kolomnummer., en anderzijds de individuele gelovige, die tot de Kerk behoort dankzij de initiatiesacramenten en die, met name door het regelmatige vieren van de Eucharistie, deelneemt aan het geloof en het leven van de Kerk. Enerzijds verwijst de sensus fidei naar het persoonlijke vermogen van de gelovige om, binnen de gemeenschap van de Kerk, de geloofswaarheid te onderscheiden. Anderzijds verwijst de sensus fidei naar een sociale en kerkelijke werkelijkheid: het geloofsaanvoelen van de Kerk zelf, dat haar in staat stelt haar Heer te herkennen en zijn woord te verkondigen. Sensus fidei in deze betekenis is zichtbaar wanneer de gelovigen convergeren in een levende beaming van een gelovig leerstuk of een element van de christelijke praxis. Deze convergentie (consensus) speelt in de Kerk een vitale rol: de consensus fidelium is een betrouwbaar criterium wanneer bepaald moet worden of een leerstuk of praktijk tot het geloof van de Apostelen behoort. Internationale Theologische Commissie, De interpretatie van het dogma (1 okt 1989). In dit document (1989) sprak de Internationale Theologencommissie (ITC) over de sensus fidelium als een “innerlijk bewustzijn” waarmee het volk van God “in verkondiging herkent dat de woorden die van God zijn, en niet van de mens, en deze aanneemt en beschermt met onverbrekelijke trouw” (C, II, 1). Het document onderstreept ook de rol van de consensus fidelium in het interpreteren van dogma (C, II, 4). In het document dat hier volgt gebruiken wij de term sensus fidei fidelis wanneer wij verwijzen naar het persoonlijke vermogen van de gelovige om tot een juiste onderscheiding te komen in geloofskwesties, en sensus fidei fidelium wanneer wij verwijzen naar het geloofsaanvoelen dat de Kerk zelf eigen is. Afhankelijk van de context verwijst sensus fidei ofwel naar de eerste, ofwel naar de tweede betekenis, en in het laatste geval wordt ook de uitdrukking sensus fidelium gebruikt.
Het belang van de sensus fidei in het leven van de Kerk werd sterk naar voren gehaald door het Tweede Vaticaans Concilie. Het concilie nam afstand van het karikaturale beeld van een actieve hiërarchie en een passief lekendom, en met name van de notie van een scherpe scheiding tussen de onderwijzende Kerk (Ecclesia docens) en de lerende Kerk (Ecclesia discens), en het leerde dat alle gelovigen op hun eigen manier delen in de drie ambten van Christus als profeet, priester en koning. Met name leerde het concilie dat Christus zijn profetische ambt niet alleen vervult door middel van de hiërarchie, maar ook door middel van de leken.
In de receptie en de toepassing van de leer van het concilie op dit punt komen evenwel veel vragen naar boven, met name wanneer het controverses betreft over een aantal leerstellige of morele kwesties. Wat is precies de sensus fidei, en hoe stel je die vast? Op welke Bijbelse bronnen kun je deze idee baseren, en hoe functioneert de sensus fidei in de overlevering van het geloof? Hoe verhoudt de sensus fidei zich tot het kerkelijke leergezag van paus en bisschoppen, en tot de theologie? Internationale Theologische Commissie, Theologie vandaag: perspectieven, principes en criteria (29 nov 2011), 35. In dit recente document met de titel Theologie Vandaag: Perspectieven, Principes en Criteria (2012) beschreef de ITC de sensus fidei als een fundamentele locus of referentiepunt voor de theologie. Onder welke voorwaarden kan de sensus fidei authentieke toepassing vinden? Is de sensus fidei iets anders dan wat de meerderheid van de gelovigen op een bepaald moment of in een bepaalde omgeving vindt, en zo ja, waarin ligt dan het verschil? Er moet een antwoord komen op al deze vragen, voor een vollediger begrip van de sensus fidei zelf, en voor meer vertrouwen in het gebruik van dit begrip in de Kerk van vandaag.
De voorliggende tekst wil de sensus fidei niet uitputtend behandelen, maar heeft een bescheiden doel: het verhelderen en verdiepen van enkele belangrijke aspecten van dit vitale begrip om een handvat te hebben voor de omgang met bepaalde kwesties, vooral voor het vaststellen van de authentieke sensus fidei in geval van controverse, bijvoorbeeld bij spanningen tussen wat het leergezag voorhoudt en opvattingen die zeggen de sensus fidei weer te geven. Deze tekst zal daarom eerst kijken naar de Bijbelse bronnen voor de idee van de sensus fidei, en naar de manier waarop deze idee zich heeft ontwikkeld en gefunctioneerd heeft in de geschiedenis en de traditie van de Kerk (hoofdstuk 1). Vervolgens gaan we na wat de sensus fidei fidelis in wezen is, en hoe die zichtbaar wordt in het persoonlijke leven van de gelovige (hoofdstuk 2). Daarna reflecteert het document op de sensus fidei fidelium, dat wil zeggen, de ecclesiale vorm van de sensus fidei - eerst bekijken we hoe die functioneert in de ontwikkeling van de christelijke leer en praktijk, dan hoe die zich verhoudt tot respectievelijk het leergezag en de theologie, en vervolgens kijken we naar het belang ervan voor de oecumenische dialoog (hoofdstuk drie). Ten slotte probeert het document te beschrijven welke geesteshoudingen nodig zijn om op authentieke wijze in de sensus fidei te delen - de elementen daarvan vormen criteria om te beoordelen of er sprake is van ware sensus fidei - en reflecteert het op enkele toepassingen van de eigen bevindingen in het concrete kerkelijk leven (hoofdstuk vier).