
10 juni 2014
"SENSUS FIDEI" IN HET LEVEN VAN DE KERK | |||
► | De sensus fidei fidelium in het leven van de Kerk | ||
► | Oecumenische aspecten van de sensus fidei |
De begrippen sensus fidei, sensus fidelium en consensus fidelium zijn allemaal besproken, of tenminste vermeld, in meerdere internationale dialogen tussen de katholieke Kerk en andere kerken en kerkelijke gemeenschappen. In grote lijnen is men het erover eens in deze dialogen, dat de gelovige gemeenschap als geheel, leken zowel als ambtsdragers, verantwoordelijk is voor het bewaren van het apostolische geloof en het getuigenis van de Kerk, en dat elke gedoopte, dankzij een goddelijke zalving (1 Joh. 2, 20.27), in geloofszaken de waarheid vermag te onderscheiden. Er is ook algemene overeenstemming dat bij bepaalde leden van de Kerk speciale verantwoordelijkheid ligt voor onderricht en toezicht, maar altijd in samenwerking met de overige gelovigen. Met name belangrijk in dit opzicht zijn de aangeduide passages in de volgende gezamenlijke verklaringen: Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen, Ecclesiologische en Canonieke gevolgtrekkingen uit de Sacramentele Natuur van de Kerk ("Ravenna Document" van de Gezamenlijke Commissie voor Theologische Dialoog tussen de Katholieke Kerk en de Orthodoxe Kerk), Kerkelijke Communio, Conciliariteit en Gezag (14 okt 2007), 7 Pauselijke Raad ter bevordering vd Eenheid vd Christenen, Authority in the Church (III) (ARCIC), The Gift of Authority (3 sept 1998), 29 Evangelical-Roman Catholic Dialogue on Mission, 1977-1984, Report, hoofdstuk 1.3; Disciples of Christ-Roman Catholic International Commission for Dialogue, The Church as Communion in Christ(1992), nrs. 40, 45; International Commission for Dialogue between the Roman Catholic Church and the World Methodist Council, The Word of Life (1995), nrs. 56, 58.
Met name twee kwesties met betrekking tot de sensus fidelium dienen zich aan in de context van de oecumenische dialoog, waarvoor de katholieke Kerk zich onomkeerbaar geëngageerd heeft: Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de inzet voor de oecumene, Ut Unum Sint (25 mei 1995), 3
i) Kunnen alleen die leerstukken die de instemming van alle christenen verkrijgen worden beschouwd als weergave van de sensus fidelium en dus als betrouwbaar en verplichtend? Dit voorstel gaat in tegen geloof en praktijk van de katholieke Kerk. Middels de dialoog proberen katholieke theologen en die van andere tradities overeenstemming te bereiken over kwesties die de Kerk verdeeld houden, maar de katholieke deelnemers kunnen hun engagement met de eigen leer van de katholieke Kerk niet opschorten.
ii) Kunnen afgescheiden christenen geacht worden op een of andere manier deel te hebben of bij te dragen aan de sensus fidelium? Het antwoord is zonder twijfel bevestigend. (Zie hierboven §56 De katholieke Kerk erkent dat er ‘meerdere elementen van heiliging en waarheid’ te vinden zijn buiten haar zichtbare grenzen, Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 8 dat in andere gemeenschappen ‘bepaalde aspecten van het christelijke geheim soms zelfs effectiever aan de dag treden’, H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de inzet voor de oecumene, Ut Unum Sint (25 mei 1995), 14 Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de inzet voor de oecumene, Ut Unum Sint (25 mei 1995), 28.57. waar Paus Johannes Paulus verwijst naar de ‘uitwisseling van gaven’ die plaatsvindt in de oecumenische dialoog. Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief aan de Bisschoppen van de Katholieke Kerk over enkele aspecten van de Kerk als Communio., Communionis notio (28 mei 1992), 17. In deze Brief, erkent de Congregatie voor de Geloofsleer eveneens dat de katholieke Kerk zelf ‘gewond’ is door het verlies van eenheid met de andere christelijke Kerken en kerkelijke gemeenschappen en dat de oecumenische dialoog haar helpt bij het uitdiepen en verhelderen van haar eigen verstaan van het Evangelie.