10 juni 2014
Het leergezag ‘van hen, die met de opvolging in het bisschopsambt de betrouwbare geestesgave van de waarheid ontvangen hebben’ 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 8 is een dienstwerk voor de waarheid, uitgeoefend in en voor de Kerk, waarin alle leden gezalfd zijn door de Geest van waarheid (Joh. 14, 17)(Joh. 15, 26)(Joh. 16, 13)(1 Joh. 2, 20.27), en toegerust zijn met de sensus fidei, een intuïtie voor de waarheid van het Evangelie. Omdat het leergezag verantwoordelijk is voor de trouw van de Kerk als geheel aan Gods woord, en om het Godsvolk in trouw aan het Evangelie te bewaren, is het zijn verantwoordelijkheid de sensus fidelium te voeden en te vormen. Uiteraard zijn degenen die het leergezag uitoefenen, namelijk de paus en de bisschoppen, zelf allereerst gedoopte leden van het Godsvolk, die precies op grond daarvan deelhebben in de sensus fidelium.
Het leergezag beoordeelt ook met gezag of meningen die leven onder het Godsvolk, en die de sensus fidelium lijken te vormen, feitelijk overeenkomen met de waarheid van de Traditie die is ontvangen van de Apostelen. Zoals Newman zei: ‘De gave van het onderscheid, het kritische oordeel, het definiëren, promulgeren en handhaven van elk stukje van die traditie berust uitsluitend bij de Ecclesia docens’. H. John Henry Kardinaal Newman, On Consulting the Faithful in Matters of Doctrine. uitgegeven met een inleiding door John Coulson (London, Geoffrey Chapman, 1961), p.63 Een oordeel derhalve over de authenticiteit van de sensus fidelium komt uiteindelijk niet toe aan de gelovigen zelf en ook niet aan de theologie, maar aan het leergezag. Maar zoals al benadrukt is, het geloof waaraan het leergezag dienst betoont is het geloof van de Kerk dat leeft in alle gelovigen, en dus oefent het zijn wezenlijke dienst van toezicht altijd uit binnen de eenheid van het kerkelijke leven.