
10 juni 2014
Drie belangrijke uitingen van de sensus fidei fidelis in het persoonlijke leven van de gelovige kunnen hier genoemd worden. De sensus fidei fidelis stelt individuele gelovigen in staat:
‘Geliefden, vertrouw niet elke geest. Onderzoek de geesten, om te zien of ze wel van God komen, want onder hen die tot de wereld zijn uitgegaan zijn veel valse profeten’ (1 Joh 4, 1). De sensus fidei fidelis stelt de gelovige in staat te onderscheiden of een bepaald onderricht of een praktijk coherent is met het ware geloof van waaruit hij of zij reeds leeft. Als individuele gelovigen die coherentie waarnemen of ‘aanvoelen’, geven zij als vanzelf hun innerlijke instemming met die onderrichtingen of brengen ze persoonlijk in praktijk, of het nu gaat om waarheden die al expliciet verkondigd zijn of waarheden die nog niet expliciet verkondigd zijn.
De sensus fidei fidelis stelt individuele gelovigen ook in staat waar te nemen of er disharmonie, incoherentie of contradictie is tussen een bepaald onderricht of praktijk en het ware christelijke geloof van waaruit zij leven. Hun reactie is als die van een muziekliefhebber die valse noten hoort in de uitvoering van een muziekstuk. In dergelijke gevallen voelen de gelovigen innerlijke weerstand tegen de betreffende onderrichtingen of praktijken en aanvaarden die niet of nemen er niet aan deel. ‘De habitus van het geloof bezit een vermogen dat de gelovige ervan afhoudt in te stemmen met wat strijdig is met het geloof, net zoals een kuise levenshouding iemand beschermt tegen al wat strijdig is met kuisheid.’ H. Thomas van Aquino, Questiones Disputatae de Veritate. q.14, a.10, ad 10 Vgl. H. Thomas van Aquino, Scriptum. III, d.25, q.2, a.1, q1a 2, ad 3
Gewaarschuwd door hun sensus fidei, kunnen individuele gelovigen zelfs weigeren in te stemmen met het onderricht van kerkelijk erkende pastores als zij in dat onderricht niet de stem herkennen van Christus, de Goede Herder. ‘De schapen volgen hem omdat ze zijn stem kennen. Een vreemde echter zullen ze nooit volgen; integendeel, ze gaan voor hem op de vlucht, omdat ze de stem van vreemden niet kennen’ (Joh. 10, 4-5). St.-Thomas meent dat een gelovige, ook zonder theologische scholing, zijn of haar bisschop kan en zelfs moet weerstaan met behulp van de sensus fidei, als hij heterodoxe meningen verkondigt. Paus Pius VIII, Brief, Aan de Bisschop van Rennes, Non Esse Inquietandos (18 aug 1830). III, d.25, q.2, a.1, q1a, ad 3 In zo’n geval beschouwt de gelovige zichzelf niet als laatste criterium voor de geloofswaarheid; eerder is het zo dat hij of zij, geconfronteerd met materieel ‘gezagvolle’ verkondiging die hem of haar zorgen baart, en zonder precies te kunnen uitleggen waarom, zijn of haar instemming opschort en inwendig zich beroept op het allerhoogste gezag van de universele Kerk. Paus Pius VIII, Brief, Aan de Bisschop van Rennes, Non Esse Inquietandos (18 aug 1830). III, d.25, q.2, a.1, q1a, ad 3 H. Thomas van Aquino, Questiones Disputatae de Veritate. q.14, a.11, ad 2
De sensus fidei fidelis maakt het de gelovige ook mogelijk in de verkondiging te onderscheiden tussen wat wezenlijk is voor een authentiek katholiek geloof en wat, ook al is het niet formeel tegen het geloof, slechts bijkomstig is of zelfs neutraal ten opzichte van de kern van het geloof. Individuele gelovigen kunnen bijvoorbeeld, op grond van hun sensus fidei, heel bepaalde vormen van Mariaverering relativeren juist vanuit een authentieke devotie tot de Maagd Maria. Ze willen soms ook afstand nemen van verkondiging waarin christelijk geloof onterecht vermengd wordt met partijdige politieke stellingnames. De sensus fidei fidelis houdt de geest van de gelovige dus georiënteerd op wat wezenlijk is voor het geloof, waarborgt op die manier authentieke christelijke vrijheid Vgl. Kol. 2, 16-23 en draagt bij aan uitzuivering van het geloof.
Dankzij de sensus fidei fidelis en gesteund door de Geestesgave van de bovennatuurlijke prudentie is de gelovige in staat om, in nieuwe historische en culturele omstandigheden, aan te voelen welke manieren het meest geschikt zijn om authentiek getuigenis af te leggen van de waarheid van Jezus Christus, en er bovendien naar te handelen. De sensus fidei fideliskrijgt in die zin een vooruitziende blik, dat wil zeggen dat hij de gelovige in staat stelt, vanuit het al geleefde geloof, te anticiperen op een ontwikkeling of verklaring van de christelijke praktijk. Omdat de gelovige praktijk en de inhoudelijke begripsvorming ervan met elkaar samenhangen, zorgt de sensus fidei fidelis er op deze wijze voor dat aspecten van het katholieke geloof die voorheen impliciet bleven, nu naar voren komen en in het licht treden; en omdat de sensus fidei van de individuele gelovige en de sensus fidei van de Kerk als zodanig, dat wil zeggen de sensus fidei fidelium, met elkaar samenhangen, zijn zulke ontwikkelingen nooit beperkt tot de privésfeer maar altijd ecclesiaal. De gelovigen staan altijd in relatie met elkaar, en met het leergezag en theologen, in de gemeenschap van de Kerk.