10 juni 2014
Melchior Cano (1509-1560), die het Concilie bijwoonde, verzorgde de eerste uitgebreide verhandeling over de sensus fidei fidelium als verdediging van de katholieke waardering van de bewijskracht van de Traditie in het theologisch debat. In zijn verhandeling De locis theologicis (1564) noemt hij de huidige algemene overeenstemming van de gelovigen als één van de vier criteria om te bepalen of een leerstelling of praktijk tot de apostolische traditie behoort. In een hoofdstuk over het gezag van de Kerk op het gebied van de leer stelde hij dat het geloof van de Kerk niet kan dwalen omdat zij de Bruid (Hos. 2) en het Lichaam van Christus is (Ef. 5), en omdat de Heilige Geest haar leidt (Joh. 14, 16.26). Cano benadrukt ook dat het woord ‘Kerk’ soms alle gelovigen, inclusief de herders, omvat, en soms haar leiders en herders (principes et pastores) alleen aanduidt, omdat ook zij de Heilige Geest bezitten. Hij gebruikt het woord volgens de eerste betekenis wanneer hij beweerde dat de het geloof van de Kerk niet kan dwalen, dat de Kerk niet kan worden misleidt in haar geloof, en dat onfeilbaarheid niet alleen eigen is aan de Kerk van het verleden, maar ook aan de Kerk zoals zij nu bestaat. Hij gebruikte ‘Kerk’ volgens de tweede betekenis wanneer hij onderwees dat haar herders onfeilbaar zijn in het met gezag oordelen over de leer, want zij worden hierin bijgestaan door de Heilige Geest (Ef. 4).