10 juni 2014
De uitdaging die de 16-eeuwse hervormers stelden vroeg om hernieuwde aandacht voor de sensus fidei fidelium, en de eerste systematische verhandeling hierover was het resultaat. De hervormers benadrukten het primaatschap van het woord van God in de Heilige Schrift (Scriptura sola) en het priesterschap van de gelovigen. Volgens hen geeft de innerlijke getuigenis van de Heilige Geest alle gedoopten het vermogen om zelf het woord van God uit te leggen; deze overtuiging weerhield hen er echter niet van om in synodes te onderwijzen en catechismussen te publiceren voor het onderwijs van de gelovigen. Hun stellingen trokken onder andere de rol en status van de Traditie, het leergezag van de Paus en de bisschoppen en de onfeilbaarheid van de Concilies in twijfel. Als reactie op hun bewering dat de belofte van Christus’ aanwezigheid en de leiding van de Heilige Geest aan de hele Kerk was geschonken, niet alleen aan de Twaalf, maar ook aan iedere gelovige Vgl. Martin Luther, De captivitate Babylonica ecclesiae praecludium. WA 6, 566-567 Vgl. Calvijn, Instituties van de Christelijke Godsdienst, Institutio christianae religionis. IV, 8, 11 De beloften van Christus worden gevonden in Mt. 28, 19 en Joh. 14, 16-17, waren katholieke theologen gedwongen om uitgebreider uit te leggen hoe de herders het geloof van het volk moesten dienen. Daarmee gaven zij ook meer aandacht aan het leergezag van de hiërarchie.