
H. Paus Johannes Paulus II - 13 mei 1985
Geliefde Broeders en Zusters,"De genade van onze Heer Jezus Christus zij met U allen" (2 Tess. 3, 18)
Het is voor mij telkens een vreugde gedurende mijn pastorale bezoeken in verschillende landen, de broeders en zusters te ontmoeten van de Christelijke Kerken en Gemeenschappen, die niet de volledige gemeenschap van geloof en sacramenteel leven delen met de Katholieke Kerk, maar toch met ons verbonden zijn op een zeer werkelijke wijze door de H. Geest, die in hen werkt door zijn heiligmakende kracht Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 15 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 3. Ik hoop en bid dat dit bezoek de banden zal versterken die reeds tussen ons bestaan, dat wij onze verdeeldheid nog meer zullen betreuren en dat ons verlangen naar eenheid wordt versterkt. Dit verlangen is immers ons antwoord op de duidelijke wil van Christus, uitgesproken in zijn gebed "dat allen een zijn" (Joh. 17, 21). Dit verlangen is altijd mede inbegrepen zo vaak wij zeggen "Uw wil geschiede", in het gebed dat Jezus ons geleerd heeft tot onze gemeenschappelijke Vader te richten.
Zo is een begin gemaakt met een gemeenschappelijk geloofsgetuigenis. Dit getuigenis is positief, ook wanneer het nog beperkt blijft zolang wij niet ten volle een zijn in geloof en als gemeenschap. Zelfs deze beperking moet ons aansporen om onvermoeid verder te werken voor het herstel van de eenheid. Wij streven naar eenheid omdat Christus dit wil, wij streven bovendien Voor die bepaalde eenheid die Christus wil. De beperking in ons gemeenschappelijk geloofsgetuigenis is immers een gevolg van het voortduren van onze verdeeldheid met betrekking tot de volledige vereisten die de wil van Christus ons stelt. Ons gemeenschappelijk getuigenis kan in de ogen van de wereld niet de volle geloofwaardigheid hebben zolang het niet de geloofwaardigheid heeft van Christus zelf. Vgl. H. Paus Paulus VI, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de Evangelisatie in de Moderne Wereld, Evangelii Nuntiandi (8 dec 1975), 77
Tegen deze achtergrond zou ik nader willen ingaan op de vragen die U hebt gesteld. Maar U weet evengoed als ik dat zulke gevoelige problemen niet kunnen worden opgelost in een uitwisseling van toespraken. Zij komen immers voort uit onze geloofsovertuiging, in het bijzonder uit ons Kerkbegrip. Zij hangen samen met de opvatting die wij hebben over het ministerie van de Kerk om het heilswerk van Christus te brengen tot mannen en vrouwen van alle tijden en plaatsen. Om deze problemen tot een eerlijke oplossing te brengen is volhardend gebed tot God nodig, maar ook studie en goed voorbereide dialoog, samen met langere ervaring in samenwerking en gebed. Ik dank God dan ook voor de internationale dialoog die gevoerd wordt tussen de Wereldbond van Hervormde Kerken en de Katholieke Kerk. Ik spreek de hoop uit dat deze dialoog zijn vervolg en weerklank zal vinden in de plaatselijke Kerken.
"U draagt in Uw huwelijk mee de hoop en de moeilijkheid van het streven naar eenheid. Spreekt deze hoop uit in gemeenschappelijk gebed, in de band van Uw liefde. Vraagt de heilige Geest van liefde te wonen in Uw hart en in Uw huis. Hij zal U helpen te groeien in vertrouwen en begrip voor elkaar." H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, York (Groot-Britannië), H. Mis voor de gezinnen (31 mei 1982)Wij moeten het als een ernstige pastorale opgave zien bijzondere zorg te hebben voor deze gezinnen. Terecht hebt U verklaard dat in zeer vele gevallen gemengd gehuwden de band met hun Kerken verliezen. Het is vooral om deze reden dat de Katholieke Kerk van de katholieke partner de verzekering vraagt dat hij of zij bereid is te doen wat mogelijk is binnen de eenheid van het huwelijk om het geloof loyaal te beleven en trouw door te geven. De katholieke partner is geroepen loyaal te zijn jegens zijn of haar geloofstraditie, deze te beleven en door te geven. Deze opgave is ernstig en geenszins gemakkelijk. Zij die een gemengd huwelijk onder ogen zien, zouden het eigen karakter van dit huwelijk met zijn specifieke mogelijkheden en moeilijkheden ernstig moeten overwegen.
Paus Paulus VI heeft vanuit pastorale bezorgdheid de kerkelijke regeling herzien in H. Paus Paulus VI - Motu Proprio
Matrimonia mixta
Over de gemengde huwelijken
(31 maart 1970) (1970), waarvan de hoofdlijnen zijn opgenomen in het nieuwe Wetboek
Codex Iuris Canonici
Codex van het Canonieke recht
(25 januari 1983). Op realistische wijze en met evangelische vrijmoedigheid sprak Paus Paulus over de moeilijkheden die eigen zijn aan gemengde huwelijken. Een volledige oplossing is pas mogelijk wanneer de eenheid tussen christenen is hersteld. Hij sprak ook over de noodzaak voor katholieke geestelijke leiders om in alle eerlijkheid en openheid, in begripvol vertrouwen relaties te scheppen met bedienaren van andere geloofsgemeenschappen om deze huwelijken bij te staan. Vgl. H. Paus Paulus VI, Motu Proprio, Over de gemengde huwelijken, Matrimonia mixta (31 mrt 1970), 14 Ook plaatselijke gemeenschappen kunnen hier een taak vinden, zowel bij de voorbereiding als in de belangrijke eerste jaren van het huwelijk, waarin de gehuwden elkaar dieper leren kennen en naar elkaar toegroeien. Het levend geloof kan tot uitdrukking komen niet slechts in een bepaald minimum waarin zij overeenstemmen, maar ook in echte waardering voor de waarden en praktijken van elk overeenkomstig hun eigen geestelijke traditie. Ik verzeker U van mijn gebed dat deze huwelijken een waardevolle bijdrage mogen geven tot verzoening. Ik bid ook voor de herders, gemeenschappen en groepen dat zij de pastorale zorg en hulp mogen bieden die deze huwelijken terecht mogen verwachten.
Het is mijn oprechte hoop, dat de dialoog die wij zijn begonnen, gesteund door ons gemeenschappelijk gebed, ons zal brengen tot die volledige gemeenschap in geloof die zijn uitdrukking en viering vindt in de sacramentele gemeenschap, de Heer aanbiddend in geest en waarheid. De Heer nodigt ons daartoe uit en roept ons daartoe, en wij verlangen vurig zijn wil te doen. Wij kennen evenals U de pijn van onze verdeeldheid, vooral in de viering van dit sacrament. Wij moeten God ook danken dat Hij ons deze pijn heeft doen kennen en ons het verlangen naar eenheid heeft gegeven Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 1. Wij hebben reële vooruitgang mogen maken in de dialoog over ons geloof. Dit moge ons vervullen met hoop, uitziende ook naar de tijd waarin een gezamenlijke viering van de Eucharistie mogelijk zal zijn.
De Katholieke Kerk weet zich. evenals de Orthodoxe Kerk, gebonden door haar trouw aan het woord van God zoals zij dit verstaat in het voorbeeld van de Heer, in het getuigenis van de H. Schrift, in de traditie van bij tweeduizend jaren, om vrouwen niet toe te laten tot de wijding tot het sacramentele ambt van het priesterschap. Misschien wijst dit ook op verschillen die nog bestaan tussen ons in onze opvattingen over de wijding zelf. Dit betekent niet dat vrouwen worden geweerd in het leven van de Kerk, nog minder dat de studie omtrent de eigen taak van de vrouwen de consequenties daarvan zouden worden belemmerd. De taak van de vrouw is een belangrijke vraag die elke christelijke gemeenschap vandaag aangaat. We kunnen vele aspecten van dit probleem samen bezien. Onze verschillen in de speciale kwestie van de wijding van de vrouw mogen ons niet blind maken voor veel positieve mogelijkheden, die bestaan en gevraagd worden.
Laat er geen twijfel over bestaan: de inzet van de Katholieke Kerk in de oecumenische roeping is onherroepelijk. Met alle mogelijke nadruk wil ik U verzekeren - zoals ik heb gedaan vanaf de dag zelf van mijn verkiezing tot opperherder van de Katholieke Kerk - dat het herstel van de eenheid van de Christenen een pastorale prioriteit is in het leven van de Kerk. Met deze verzekering van de verbintenis van de Katholieke Kerk tot trouw aan het woord van God zou ik willen vragen afzonderlijke beslissingen, die misschien de schijn kunnen hebben hiermee in tegenspraak te zijn, te interpreteren. Als er onderling vertrouwen is, dan behoeven voorkomende moeilijkheden geen obstakels te worden. Zij kunnen ook leiden tot groter wederzijds begrip.
Het heeft mij zeer getroffen dat U aan het eind van Uw toespraak mij hebt gevraagd in mijn gebed voor eenheid Uw Kerken te gedenken.
Geliefde broeders en zusters, ik gedenk U en zal U blijven gedenken in mijn gebed. Ik ben overtuigd dat God met onoverwinnelijke macht zijn werk in ons zal voltooien. Naar het woord van Paulus:
"Steeds gedenk ik U in mijn gebeden. Ik smeek de God van onze Heer Jezus Christus U de geest te geven van wijsheid en openbaring om Hem waarachtig te kennen. Moge Hij het oog van Uw verstand verlichten om te weten ... hoe uitnemend de grootheid is van zijn kracht in ons die geloven" (Ef. 1,16-19).Moge zijn wil geschieden in ons tot eer van zijn Naam en de groei van zijn Rijk. Amen. Een bijzonder woord van dank richt ik tot U, dierbare broeder in Christus, Aartsbisschop Glazemaker, Voorzitter van de Unie van Utrecht, die hebt gesproken namens de Oud-Katholieke Kerk in dit land. Uit Uw woorden spreekt bezorgdheid voor de eenheid van de Kerk, in het bijzonder ook voor de band met de zetel van Rome. Het stemt tot vreugde en dankbaarheid, dat het Tweede Vaticaans Concilie een besef van kerkelijke gemeenschap in ons heeft doen herleven. Dit heeft in Nederland ook uitdrukking gevonden in een theologische verduidelijking en nauwere pastorale samenwerking. Moge de Heer der Kerk ons geven dat voor moeilijkheden die tussen onze Kerken nog bestaan een oplossing wordt gevonden zodat een sterker gemeenschappelijk getuigenis kan worden gegeven van hetgeen ons verenigt: "veritatem facientes in caritate" / "waarheid spreken in liefde" vgl. Ef 4, 15