BIJ GELEGENHEID VAN DE HEILIGVERKLARING VAN PAUS JOHANNES XXIII EN PAUS JOHANNES PAULUS IITweede Zondag van Pasen / Beloken Pasen / Zondag van de Goddelijke Barmhartigheid - Sint Pietersplein
(Soort document: Paus Franciscus - Homilie)
Paus Franciscus -
27 april 2014
BIJ GELEGENHEID VAN DE HEILIGVERKLARING VAN PAUS JOHANNES XXIII EN PAUS JOHANNES PAULUS II
Tweede Zondag van Pasen / Beloken Pasen / Zondag van de Goddelijke Barmhartigheid - Sint Pietersplein
In het hart van deze zondag, die het Paasoctaaf afsluit en die Johannes Paulus II heeft willen toewijden aan de Goddelijke Barmhartigheid, staan de glorievolle wonden van de verrezen Jezus.
Hij had die wonden al laten zien toen Hij voor het eerst aan de apostelen verscheen op de avond van die dag na de Sabbath, de dag van de verrijzenis. Maar, zoals we hebben gehoord, was Thomas er die avond niet bij, en toen de anderen hem vertelden dat zij de Heer hadden gezien, kon hij dat niet geloven. Een week later verscheen Jezus opnieuw aan de leerlingen die in de Bovenkamer bijeen waren, en Thomas was erbij; Jezus keerde zich tot hem en zei hem Zijn wonden aan te raken. Waarop die man, zo gewoon en gewend om alles persoonlijk te onderzoeken, voor Jezus neerknielt met de woorden: “Mijn Heer en Mijn God!” (Joh. 20, 28).
De wonden van Jezus zijn een schande, een struikelblok voor het geloof, maar ze zijn ook een test voor het geloof. Daarom verdwijnen de wonden niet van het lichaam van de verrezen Christus: ze blijven, want die wonden zijn een blijvend teken van Gods liefde voor ons. Ze zijn van essentieel belang voor het geloof in God. Niet voor het geloof dat God bestaat, maar voor het geloof dat God liefde, genade en trouw is. Citerend uit Jesaja schrijft de heilige Petrus aan de Christenen: “Door zijn striemen bent u genezen” (1 Pt. 2, 24). Vgl. Jes. 53, 5
De Heilige Johannes XXIII en de Heilige Johannes Paulus II waren niet bang om de wonden van Jezus te aanschouwen, om Zijn verscheurde handen en doorstoken zijde aan te raken. Zij schaamden zich niet voor het lichaam van Christus, namen geen aanstoot aan Hem, aan Zijn kruis; zij onttrokken zich niet aan de zorg voor hun broeder
Vgl. Jes. 58, 7
, want zij zagen Jezus in ieder persoon die lijdt en worstelt. Dit waren twee moedige mannen, vol van de
parrhesia van de Heilige Geest, en zij getuigden voor de Kerk en de wereld van Gods goedheid en genade.
Zij waren priesters, bisschoppen en pausen van de twintigste eeuw. Zij maakten de tragische gebeurtenissen van die eeuw mee, maar werden er niet door overweldigd. Voor hen was God machtiger; was geloof krachtiger – geloof in Jezus Christus de Verlosser van de mens en de Heer van de geschiedenis; de genade van God, zichtbaar in de vijf wonden, was krachtiger; en ook de nabijheid van Maria onze Moeder was sterker.
In deze twee mannen, die de wonden van Christus aanschouwden en getuigden van Zijn genade, woonde een levende hoop en een onuitsprekelijke en glorievolle vreugde (
1 Pt. 1, 3.8). De hoop en de vreugde die de verrezen Christus aan Zijn leerlingen schenkt, de hoop en de vreugde die niets en niemand hen kan afnemen. De hoop en vreugde van Pasen, gesmeed in de smeltkroes van zelfontkenning, zelfontledigingen, uiterste vereenzelviging met zondaars, zelfs tot aan de walging van de bitterheid van die kelk. Dat was de hoop en de vreugde die deze twee heilige pausen als een geschenk van de verrezen Heer hadden ontvangen en die zij op hun beurt in overvloed aan het Volk van God schonken, waarvoor wij eeuwig dankbaar zijn.
Deze hoop en vreugde was tastbaar in de vroegste gemeenschap van gelovigen, in Jeruzalem, zoals we lezen in de Handelingen van de Apostelen Vgl. Hand. 2, 42-47
, zoals we hoorden in de tweede lezing. Dit was een gemeenschap die het hart van het Evangelie, liefde en genade, in eenvoud en broederschap voorleefde.
Dit is ook het beeld van de Kerk dat het Tweede Vaticaans Concilie ons voorhield. Johannes XXIII en Johannes Paulus II werkten samen met de Heilige Geest in het vernieuwen en bij de tijd brengen van de Kerk overeenkomstig haar ongerepte kenmerken, die kenmerken die de heiligen haar in de loop der eeuwen hebben gegeven. Laten we niet vergeten dat het de heiligen zijn die richting en groei geven aan de Kerk. Door het Concilie bijeen te roepen liet Johannes XXIII een voortreffelijke openheid naar de Heilige Geest zien. Hij liet zich leiden en hij was voor de Kerk een herder, een dienende leider, geleid door de Geest. Dit was zijn grote bijdrage aan de Kerk; hij was de paus van de openheid naar de Geest.
In zijn eigen dienst aan het Volk van God was Johannes Paulus II de paus van het gezin. Zelf zei hij ooit dat hij herinnerd wilde worden als de paus van het gezin. Ik ben bijzonder blij dit te benadrukken nu we met gezinnen onderweg zijn naar de Synode over het gezin. Het is zeker een reis die hij, vanaf zijn plaats in de hemel, begeleidt en ondersteunt.
Mogen deze twee nieuwe heiligen en herders van Gods volk voor de Kerk spreken, zodat zij tijdens deze twee jaar durende reis van de Synode open mag staan voor de Heilige Geest in pastorale dienstbaarheid naar het gezin. Mogen zij beiden ons leren geen aanstoot te nemen aan de wonden van Christus en steeds verder binnen te treden in het mysterie van de goddelijke barmhartigheid, die altijd hoopt en vergeeft, omdat het altijd liefheeft.
© 2014, Libreria Editrice Vaticana / incaelo.wordpress.com
Werkvert. uit het Engels: Mark de Vries