
H. Paus Johannes Paulus II - 17 september 1984
'Ik wil horen wat de Heer mij zegt;
want Hij spreekt woorden van vrede.
Genade en trouw ontmoeten elkander,
gerechtigheid en vrede omhelzen elkaar' (Ps. 84, 8.11).
Dierbare broeders en zusters in Christus,
Dit zijn woorden uit de liturgie van vandaag, genomen uit de responsoriepsalm. De God van het verbond is een God van vrede. De vrede op aarde is een goed dat behoort tot zijn koninkrijk en tot zijn heil. Dit goed wordt bereikt in rechtvaardigheid en trouw aan de goddelijke geboden. Dit goed, dat de vrede is, is ons beloofd op verschillende gebieden: als het innerlijke goed van ons geweten, als het goed van ons menselijk samen leven en tenslotte als een sociaal en internationaal goed.
De laatste betekenis is vooral hetgeen Paulus VI voor de geest stond, toen hij deze gedenkwaardige woorden schreef: 'De nieuwe naam voor vrede is ontwikkeling'. En hij schreef deze woorden in de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Populorum Progressio
Over de ontwikkeling van de volken
(26 maart 1967). H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 87
Ik wil al degenen begroeten die uit andere bisdommen van Alberta zijn gekomen uit Grouard-McLennan, Calgaryen Saint Paul; ook uit British Columbiaen de Nortwest Terretory, en ook de bezoekers uit de Verenigde Staten. Eveneens groet ik elke etnische en culturele groep met inbegrip van de Duits, Oekraïns, Italiaans, Portugees, Spaans, Litouws, Slowaaks, Boheems, Kroatisch, Hongaars, Pools, Filipino, Chinees, Koreaans en Vietnamees sprekenden. Aan allen die vandaag hier zijn, genade en vrede in Jezus Christus, de Zoon van God en Verlosser van de wereld.
Wanneer ik ons thema beschouw, denk ik dat in zekere zin heel Canada aan deze ontmoeting in Edmonton deelneemt. Al werd het thema door de plaatselijke gemeenschap voorgesteld, gebeurde dat ongetwijfeld met de gedachte aan de hele samenleving waarvoor de zaak van de ontwikkeling van de volkeren een kwestie van het grootste belang en sociale en internationale verantwoordelijkheid is. Vooral sinds deze 'ontwikkeling' of 'vooruitgang' de nieuwe naam is voor 'vrede'.
Wij hebben vandaag naar het Evangelie over het laatste oordeel geluisterd met dezelfde ontroering als altijd. De passage raakt enige van de meest fundamentele kwesties van ons geloof en onze moraliteit. Deze twee gebieden zijn nauw met elkaar verbonden. Misschien spreekt geen andere passage in het evangelie op een zo overtuigende wijze over de verhouding tussen beide.
Ons geloof in Jezus Christus vindt hier een soort hoogste uitdrukking: 'De Vader oordeelt niemand, maar heeft het oordeel geheel en al in handen van de Zoon gelegd' (Joh. 5, 22). In het Evangelie van vandaag staat Christus voor ons als onze Rechter. Hij heeft een bijzonder recht dit oordeel te vellen; Hij is namelijk een van ons geworden, onze broeder. Deze broederschap met het menselijk ras - en tegelijkertijd zijn broederschap met ieder afzonderlijk persoon - heeft Hem tot het kruis en de verrijzenis gebracht. Hij oordeelt in naam van zijn solidariteit met iedere persoon en eveneens in naam van onze solidariteit met Hem die onze broeder en Verlosser is en die wij ontdekken- in ieder menselijk wezen: 'Ik had honger ... Ik had dorst ... Ik was vreemdeling ... naakt ... ziek ... in de gevangenis .. .' (Mt. 25, 35-36).
En degenen die ten oordeel zijn geroepen - aan zijn rechter en linker hand - zullen vragen: Wanneer en waar? Wanneer en waar hebben wij u zo gezien. Wanneer en waar hebben wij gedaan wat u zegt? Of: wanneer en waar hebben wij dat niet gedaan?
Het antwoord: 'Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan' (Mt. 25, 40). En anderzijds: 'Al wat gij niet voor een van deze geringsten hebt gedaan, hebt gij ook voor Mij niet gedaan' (Mt. 25, 45).
Daarom spreekt Christus de Rechter van 'een dezer geringsten van de broeders', en tegelijkertijd spreekt Hij over ieder en allen. Ja. Hij spreekt over de hele wereldomspannende dimensie van onrecht en kwaad. Hij spreekt over wat wij vandaag gewend zijn de tegenstelling Noord-Zuid te noemen. Dus niet alleen Oost-West, maar ook Noord-Zuid: het steeds welvarender Noorden en het steeds armer Zuiden.
Ja. Het Zuiden - dat altijd armer wordt; en het Noorden dat altijd rijker wordt. Rijker ook in de bewapeningsmiddelen waarmee de supermachten en blokken elkaar wederzijds kunnen bedreigen. En zij bedreigen elkaar - zo'n redenering bestaat ook - om elkaar niet te vernietigen. Dit is een afzonderlijke dimensie - en volgens de mening van velen de op de voorgrond staande dimensie - van de dodelijke dreiging welke over de moderne wereld hangt, welke een afzonderlijke aandacht verdient.
In het licht van de woorden van Christus zal dit arme Zuiden niettemin het rijke Noorden oordelen. En de arme mensen en arme naties - arm op verschillende manieren, niet alleen door gebrek aan voedsel, maar ook beroofd van de vrijheid en andere mensenrechten - zullen de mensen oordelen die deze goederen van hen hebben weggenomen, door voor zichzelf het imperialistisch monopolie van economische en politieke suprematie te verwerven ten koste van anderen.
Niettemin wil Hij in dit laatste oordeel- dat voortdurend in voorbereiding is en dat in zekere zin voortdurend aanwezig is - allereerst getuigen van het goede dat is gedaan.
En hier begint ook die belangrijke uitdrukking van de leer van de Kerk, waarvan de voornaamste formulering de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Populorum Progressio
Over de ontwikkeling van de volken
(26 maart 1967) werd. Wat de innerlijke bezorgdheid van Paulus VI en de universele Kerk was, werd een krachtige actie en een luid beroep dat tot deze dag nagalmt: 'Het gaat er niet alleen om de honger te verdrijven en de armoede te verminderen; het is niet voldoende tegen de ellende te vechten, al is dit vandaag ook nog zo dringend noodzakelijk. Het gaat erom een wereld op te bouwen waarin iedereen, zonder onderscheid van ras, godsdienst of nationaliteit, een werkelijk menselijk leven kan leiden, bevrijd van slavernij opgelegd door mensen of door een nog onvoldoende bedwongen natuur; een wereld waarin vrijheid geen leeg woord is en waarin de arme Lazarus aan dezelfde tafel kan aanzitten als de rijke'. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 47
Ja, 'ontwikkeling' is de nieuwe naam voor de vrede. Vrede is noodzakelijk; ze is een gebiedende noodzaak voor onze tijd. En zo is deze ontwikkeling of vooruitgang: de vooruitgang van alle misdeelden.
Kijkt naar de eerste lezing uit Jesaja: 'Uit den hoge wordt de geest over ons uitgestort. .. En de gerechtigheid brengt vrede voort, rust en veiligheid zijn haar vruchten. Dan woont mijn volk in een gebied van vrede, een veilige woonplaats, een oord van ongestoorde rust' (Jes. 32, 15.17-18). Dit werd eeuwen vóór Christus door de profeet geschreven. Hoe duurzaam en onveranderlijk zijn de verlangens van enkelingen en volkeren!
En later schrijft, na Christus, de apostel Paulus in de brief aan de Filippenzen: 'En de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en gedachten behoeden in Christus Jezus' (Fil. 4, 7).
T och is de voorwaarde voor zo'n vrede een menselijk gedrag in elke bestaansdimensie. Daarom gaat Paulus verder: 'Houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar is, al wat edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op al wat deugd heet en lof verdient. En brengt in praktijk wat u geleerd is en overgeleverd, en wat gij' van mij hebt gehoord en gezien. Dan zal de God van vrede met u zijn' (Fil. 4, 8-9).
Moge ons gebed opstijgen tot in de hemelen. Moge de God van de vrede met ons zijn!