DE VERPLICHTING DE WAARHEID TE ZOEKEN BIJ DE BEHANDELING VAN HUWELIJKSZAKENTot de Romeinse Rota
(Soort document: Paus Pius XII - Toespraak)
Paus Pius XII -
2 oktober 1944
Het huwelijksproces voor het kerkelijk forum is een functie van het juridisch leven van de Kerk. In Onze Wereldbrief over het
Paus Pius XII - Encycliek
Mystici Corporis Christi
Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus
(29 juni 1943) hebben Wij aangetoond hoe de zogenaamde "juridische Kerk" wel een goddelijke oorsprong heeft, maar niet de gehele Kerk uitmaakt; zij is als het lichaam dat bezield wordt door de geest, Wij bedoelen: door de H. Geest en zijn genade. In dezelfde
Paus Pius XII - Encycliek
Mystici Corporis Christi
Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus
(29 juni 1943) hebben Wij bovendien uiteengezet hoe de gehele Kerk, in haar lichaam en haar ziel, wat betreft het aandeel in de goederen en het voordeel dat er uit ontstaat, uitsluitend ingesteld werd voor "het heil van de zielen", volgens het woord van de Apostel: "U hoort alles toe" (
1 Kor. 3, 22). Hiermede zijn dan de hogere eenheid en het hogere doel aangeduid naar dewelke het juridisch leven en alle afzonderlijke juridische functies van de Kerk geordend en gericht zijn. Hieruit volgt verder dat het persoonlijk denken, willen en handelen in de uitoefening van zulk ambt moeten streven naar het eigen doel van de Kerk, het heil van de zielen. Met andere woorden, dit hoger doel, dit hogere principe, deze hogere eenheid doelen enkel en alleen op de "zielzorg" zoals het levenswerk van Christus op aarde de zielzorg was en de zending van de Kerk steeds was en nog is de zielzorg.
De jurist echter die, als dusdanig, maar oog heeft voor het louter recht en de strikte rechtvaardigheid, pleegt zich instinctmatig niet te bekommeren om de gedachte aan en de zorg voor het heil van de zielen, en staat een klare scheiding voor tussen het geweten en de eigenlijke rechtbank van de uiterlijke juridisch-sociale samenleving. Deze strekking naar een klare scheiding tussen de beide forums is tot op een zekere hoogte geoorloofd, voor zover de rechter en zijn helpers, in een juridische procedure, niet tot eigen en rechtstreekse taak hebben te doen aan zielzorg. Het zou nochtans een grove en noodlottige dwaling zijn te beweren dat ook zij, in laatste instantie, niet in dienst van de zielen staan. In een dergelijke veronderstelling zouden zij wel zetelen in een kerkelijke rechtbank, maar vreemd staan tegenover het ene streven en betrachten die, krachtens goddelijke instelling, de eigen zending van de Kerk uitmaken; zij zouden wel ledematen van één lichaam zijn, maar als buiten dat lichaam staan omdat zij zich niet willen voegen en richten naar het doel van het gehele organisme.