H. Paus Johannes Paulus II - 4 februari 1980
U rond mij verenigd te zien, dierbare zonen, wegens het begin van het nieuwe rechtelijke jaar is voor mij een reden tot vreugde en troost, evenals ook van uw zeer achtenswaardige deken, monseigneur Heinrich Ewers, de bevestiging te hebben vernomen van uw gevoelens van gemeenschappelijke erkentelijkheid. Ook ik dank u van ganser harte en ik bevestig u de gevoelens van welwillendheid welke ik reeds tegenover ieder van u heb geuit bij het bezoek waarop monseigneur de deken heeft gezinspeeld.
Op 8 december jongstleden heb ik, zoals u weet, mijn boodschap openbaar gemaakt voor de viering van de dertiende wereldvredesdag waarvan de inhoud in deze woorden kan worden samengevat: 'De waarheid, de kracht van de vrede'. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Wereld Vredesdag 1980, De waarheid, de kracht van de vrede (8 dec 1979). Archief van de Kerken 35 (1980), 149-156 Ik zou mij bij deze gelegenheid met u willen onderhouden over ditzelfde onderwerp dat een nauwe betrekking heeft met uw bediening en een bijzonder aspect ervan willen ontwikkelen.
De waarheid wordt geen kracht van de vrede tenzij door bemiddeling van de rechtvaardigheid. Wanneer de heilige Schrift spreekt over de messiaanse tijd verzekert zij van de ene kant, dat de rechtvaardigheid een bron en metgezel is van de vrede: 'In zijn dagen zal de rechtvaardigheid bloeien en zal de vrede overvloedig zijn' (Ps. 72, 2), en onderstreept van de andere kant herhaaldelijk de band welke de waarheid met de rechtvaardigheid verbindt: 'Dan wast waarheid op uit de aarde, reikt gerechtigheid neer van de hemel' (Ps. 85, 12), en nog: 'Dan richt Hij de wereld rechtvaardig, en alle volkeren naar waarheid' (Ps. 96, 13). Zich inspirerend op deze en andere teksten van de heilige boeken zijn zowel middeleeuwse als moderne theologen en canonisten ertoe gekomen te verklaren, dat de rechtvaardigheid een afhankelijkheidsbetrekking heeft ten aanzien van de waarheid: 'Veritas - verzekert een beroemd canoniek axioma - est basis, fundamentum seu mater iustitiae' A. Barbosa, De Axiomatibus luris usufrequentioribus, Axioma 224, Veritas, n. 5; in Tractatus varii, Lugduni, 1978, blz. 136; en op gelijke wijze hebben de theologen zich uitgedrukt met aan het hoofd de heilige Thomas H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I, q. 21, a. 2, c., waarvan Pius XII de gedachte heeft samengevat door met kracht te verklaren dat 'de waarheid de wet is van de rechtvaardigheid' en vervolgens toelichtte: 'De wereld heeft die waarheid nodig welke rechtvaardigheid is en die rechtvaardigheid welke waarheid is'. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de prelaten, auditoren en overige ambtenaren en bedienden, alsook advocaten en procureurs van het tribunaal van de H. Romeinsche Rota, Morele zekerheid staat graadverschillen toe (1 okt 1942), 5
Om me te houden bij het terrein dat juist het uwe is, moet de waarheid in alle kerkelijke processen altijd vanaf het begin tot de uitspraak fundament, moeder en wet van de rechtvaardigheid zijn. En omdat het voornaamste object van uw activiteit is 'de al of niet nietigheid van de huwelijksband' - zoals monseigneur de deken zei - lijkt het me gepast bij onze ontmoeting enige overwegingen te wijden aan de huwelijksprocessen van nietigheid.
Het onmiddellijke doel van deze processen is het al of niet bestaan te onderzoeken van de feiten die vanwege de natuurlijke, goddelijke of kerkelijke wet het huwelijk zodanig ongeldig maken, dat men tot het uitspreken van een waar en rechtvaardig oordeel kan komen over het beweerde niet bestaan van de huwelijksband. De canonieke rechter moet daarom vaststellen of de verbintenis die is gevierd een echt huwelijk is geweest. Hij is dus gebonden aan de waarheid die hij met ijver, nederigheid en liefde probeert te zoeken.
Deze waarheid zal hen 'vrij maken' Vgl. Joh. 8, 32 die zich, beangstigd door de pijnlijke situatie en vooral door de twijfel over het al of niet bestaan van deze dynamische werkelijkheid welke de hele persoonlijkheid van twee wezens omvat en welke de huwelijksband is, tot de kerk wenden.
Om de marges van dwaling bij het vervullen van zo'n belangrijke en delicate dienst als die welke u uitoefent, maximaal te beperken, heeft de kerk een procedure uitgewerkt die, met het doel de objectieve waarheid vast te stellen, enerzijds de grootste waarborgen verzekert aan de persoon bij het verdedigen van zijn redenen en anderzijds het goddelijk gebod consequent respecteert: 'Wat God heeft verbonden, mag een mens niet scheiden' (Mc. 10, 9).
Alle akten van het kerkelijk oordeel vanaf het verweerschrift tot de verdedigingsgeschriften kunnen en moeten een bron van waarheid zijn; maar de 'procesakten' en daaronder 'de akten van instructie' moeten dat op een bijzondere manier zijn, want het vooronderzoek heeft tot bijzonder doel de bewijzen over de waarheid van het beweerde feit te verzamelen, opdat de rechter op deze grond een rechtvaardige uitspraak zou kunnen doen.
Tot dit doel en na dagvaarding van de rechter verschijnen de partijen, de getuigen en eventueel de deskundigen om ondervraagd te worden. De eed de waarheid te zeggen welke van al deze personen wordt gevraagd, staat in volmaakt verband met het einddoel van het onderzoek: het gaat niet om een gebeuren te scheppen dat nooit heeft bestaan, maar een feit duidelijk te maken en te doen gelden dat zich in het verleden heeft voorgedaan en misschien in het heden nog voortduurt. Ieder van deze personen zal ongetwijfeld 'zijn waarheid' spreken welke over het algemeen de objectieve waarheid of een deel van die waarheid zal zijn, dikwijls vanuit verschillende oogpunten beschouwd, gekleurd door de tinten van eigen temperament, misschien met enige verdraaiingen of ook vermengd met dwaling: maar in ieder geval zullen allen oprecht moeten handelen zonder de waarheid welke zij menen dat objectief is, noch hun eigen geweten te verloochenen.
Alexander II constateerde in de twaalfde eeuw: 'Saepe contingit quod testes, corrupti praetio, facile inducantur ad falsum testimonium proferendum'. Paus Alexander II, De Praesumptionibus. C. 10, X, 23; ed. Richter-Friedberg, 11, 355 Helaas zijn de getuigen ook vandaag niet gevrijwaard van de mogelijkheid hun plicht te verzaken. Daarom heeft Pius XII in zijn toespraak over de eenheid van het doel en de rechtsvordering in huwelijkszaken niet alleen de getuigen, maar allen die aan het proces deelnemen aangespoord niet van de waarheid af te wijken: 'Dat het nooit gebeurt, dat zich in huwelijkszaken die bij de kerkelijke rechtbank aanhangig zijn gemaakt misleidingen, meineden, verleidingen of bedrog voordoen van welke aard ook!'. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de Romeinse Rota, De verplichting de waarheid te zoeken bij de behandeling van huwelijkszaken (2 okt 1944), 7
Indien dat evenwel zou gebeuren, zouden de akten van instructie ongetwijfeld geen heldere bronnen van de waarheid zijn en de rechters er ondanks hun morele integriteit en hun oprechte inspanning om de waarheid te ontdekken toe kunnen brengen zich te vergissen in het uitspreken van het oordeel.
Wanneer het vooronderzoek is beëindigd, begint voor alle rechters die de zaak zullen moeten beslissen, de belangrijkste en moeilijkste fase van het proces. Ieder moet, indien mogelijk, tot de morele zekerheid komen omtrent de waarheid of het bestaan van het feit, omdat deze zekerheid volstrekt noodzakelijk wordt vereist, opdat de rechter het oordeel kan uitspreken: eerst om zo te zeggen in zijn hart, vervolgens door zijn stem te geven in de vergadering van het rechterscollege.
De rechter moet deze zekerheid ontlenen 'ex actis et probatis', Allereerst 'ex actis', want hij moet ervan uitgaan dat de akten waarheidsbronnen zijn. Daarom moet de rechter volgens de regel van Innocentius III, 'debet universa rirnari' ('Iudex ... usque ad prolationern sententiae debet universa rimari', Paus Innocentius III, De fide instrumentorum. c. 10, X, 22; ed. Richter-Friedberg, 11, 352, dat wil zeggen, met zorg de akten onderzoeken zonder dat hem iets ontgaat. Vervolgens 'ex probatis', omdat de rechter er zich niet toe kan beperken af te gaan op louter verklaringen; integendeel moet hij voor de geest houden dat gedurende het vooronderzoek de objectieve waarheid om verschillende redenen door schaduwen verduisterd kan zijn, zoals het vergeten van sommige feiten, hun subjectieve interpretatie, onachtzaamheid en soms bedrog en fraude. De rechter moet handelen met kritische zin. Een moeilijke taak, want de vergissingen kunnen talrijk zijn, terwijl de waarheid daarentegen enkelvoudig is. Hij moet dus in de akten de bewijzen van de beweerde feiten zoeken, vervolgens overgaan tot de beoordeling van ieder van de bewijzen en ze op zodanige wijze met de anderen confronteren dat de ernstige raad van de heilige Gregorius de Grote ernstig wordt genomen: 'he. temere indiscussaiudicentur'. H. Paus Gregorius de Grote, Moreel commentaar op (het boek) Job, Moralia in Job. L. 19, c. 25, n. 46; PL vol. 76, kol. 126
Om dit belangrijke en moeilijke werk van de rechters te vergemakkelijken worden de 'memoriae' van de advocaten voorgeschreven, de 'animadversiones' van de verdediger van de band, en de eventuele stem van de promotor van het recht. Ook dezen moeten in de uitoefening van hun taak, de eerste ten gunste van de partijen, de tweede in het verdedigen van de band, de derde in iure inquirendo, de waarheid dienen, opdat het recht zegeviert.
Men moet derhalve voor de geest houden dat het doel van dit onderzoek niet een of andere kennis is van de waarheid over het feit, maar het bereiken van de 'morele zekerheid', dat wil zeggen van die zekere kennis welke 'steunt op de hechtheid van de wetten en gewoonten welke het menselijk leven beheersen'. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de prelaten, auditoren en overige ambtenaren en bedienden, alsook advocaten en procureurs van het tribunaal van de H. Romeinsche Rota, Morele zekerheid staat graadverschillen toe (1 okt 1942), 1 Deze morele zekerheid waarborgt de rechter de waarheid over het feit te hebben gevonden om te oordelen, dat wil zeggen de waarheid welke het fundament, de moeder en de wet van de rechtvaardigheid is en hem dus de verzekering geeft om - vanuit deze ruimte - in staat te zijn een rechtvaardig oordeel uit te spreken. Dat is juist de reden waarom de wet een dergelijke zekerheid van de rechter eist om hem toe te staan het oordeel uit te spreken. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1869. can. 1869, § 1 Om de leer en de jurisprudentie welke zich vooral in de meest recente tijden hebben ontwikkeld, nuttig te gebruiken, heeft Pius XII in de toespraak welke hij tot uw rechtbank op 1 oktober 1942 heeft gehouden Paus Pius XII, Toespraak, Tot de prelaten, auditoren en overige ambtenaren en bedienden, alsook advocaten en procureurs van het tribunaal van de H. Romeinsche Rota, Morele zekerheid staat graadverschillen toe (1 okt 1942) op authentieke wijze het canonieke begrip morele zekerheid verklaard. Ziehier de woorden die onze zaak betreffen:
'Tussen de absolute zekerheid en de quasi-zekerheid of waarschijnlijkheid staat als tussen twee uitersten die morele zekerheid waarmee men gewoonlijk in die kwesties handelt die aan uw rechtbank zijn onderworpen ... Vanuit positief oogpunt wordt zij gekenmerkt doordat ze elke gegronde en redelijke twijfel uitsluit en dat ze zo beschouwd wezenlijk verschilt van de vermelde quasi-zekerheid; vanuit negatief oogpunt vervolgens laat zij de absolute mogelijkheid van het tegenovergestelde bestaan en daarmee verschilt zij van de absolute zekerheid. De zekerheid waarover wij nu spreken is noodzakelijk en voldoende om een oordeel uit te spreken'. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de prelaten, auditoren en overige ambtenaren en bedienden, alsook advocaten en procureurs van het tribunaal van de H. Romeinsche Rota, Morele zekerheid staat graadverschillen toe (1 okt 1942), 1
Bijgevolg is het geen enkele rechter geoorloofd een oordeel ten gunste van de nietigheid van een huwelijk uit te spreken indien. hij niet eerst de morele zekerheid van het bestaan van deze nietigheid heeft verkregen. De waarschijnlijkheid volstaat niet om een zaak te beslissen. Voor ieder toegeven in dit opzicht moet alles gelden wat over andere wetten betreffende het huwelijk wijs is gezegd: iedere verslapping ervan draagt in zich een verderdringende dynamiek, 'cui, si mos geratur, divortio, alio tecto, in Ecclesia tolerando via sternitur'. Raad voor de Openbare Aangelegenheden - Staatssecretariaat, Aan de voorzitter van de bisschoppenconferentie van de Verenigde Staten van Noord-Amerika (20 juni 1973)
De rechtsbedeling toevertrouwd aan de rechter is een dienst jegens de waarheid en tegelijk een uitoefening van een functie die tot de openbare orde behoort. Aan de rechter wordt namelijk de wet toevertrouwd 'om haar redelijk en overeenkomstig de richtlijnen toe te passen'. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de Romeinse Rota, Proceskosten en herziening van het kerkelijk huwelijksrecht (31 jan 1974)
De eisende partij moet zich dus ten gunste van zichzelf op een wet kunnen beroepen die vanwege het natuurlijke of goddelijke, positieve of canonieke recht in het aangevoerde feit een voldoende reden erkent om het huwelijk ongeldig te verklaren; door deze wet wordt de overgang van de waarheid over het feit naar de rechtvaardigheid gemaakt of naar de erkenning van wat verplicht is.
Daarom zijn de verplichtingen van de rechter jegens de wet ernstig en veelvoudig. Ik wijs alleen op de eerste en belangrijkste welke overigens alle anderen met zich meebrengt: de trouw! Trouw aan de wet, aan die goddelijke, natuurlijke en positieve wet, aan die wezenlijke op de procedure gebaseerde canonieke wet.
De kenmerkende objectiviteit van het recht en het proces welke in de 'quaestio facti' wordt geconcretiseerd in samenhang met de waarheid, wordt in de 'quaestio iuris' omgezet in trouw; dit zijn, zoals duidelijk is, begrippen die een grote verwantschap met elkaar hebben. De trouw van de rechter aan de wet moet hem ertoe brengen zich met haar te vereenzelvigen, zodat met recht gezegd kan worden, zoals M. T. Cicero schreef, dat de rechter de wel zelf is die spreekt: 'Magistraturn legem esse loquentem'. Cicero, Over de wetten, De legibus. L. 3, n. 1,2; ed. van de Association G. Budé, Parijs 1959, blz. 82 Vervolgens moet deze trouw de rechter aanzetten om dat geheel van hoedanigheden te verwerven dat hij nodig heeft om zijn andere verplichtingen tegenover de wet te vervullen: wijsheid om haar te begrijpen, kennis om haar te verhelderen, ijver om haar te verdedigen, voorzichtigheid om haar in haar geest boven de 'nudus cortex verborum' uit te interpreteren, evenwicht en christelijke billijkheid om haar toe te passen.
Het is voor mij een reden tot troost te hebben kunnen vaststellen hoe groot uw trouw aan de wél van de Kerk is geweest temidden van de niet gemakkelijke omstandigheden van de laatste jaren, toen de waarden van het huwelijksleven door het Tweede Vaticaans Concilie juist in een bijzonder licht gesteld, en de vooruitgang van de menswetenschappen, vooral van de psychologie en de psychiatrie, nieuwe kwestiegevallen en nieuwe niet altijd juiste inzendingen van huwelijkszaken naar uw rechtbank hebben doen vloeien. Het is uw verdienste geweest, na een ernstige en moeilijke uitdieping van de conciliaire leer en van de bovengenoemde wetenschappen, 'quaestiones iuris' te hebben uitgewerkt, waarbij u uitstekend uw plichten jegens de wet hebt vervuld door het ware van het valse te scheiden of licht te doen schijnen waar verwarring was, zoals bijvoorbeeld door niet weinig kwesties die als nieuw werden gepresenteerd tot de fundamentele reden van het gebrek aan instemming te herleiden. Zo hebt u ook 'a contrario' het schitterende leergezag van mijn voorganger, Paus Paulus VI vereerder gedachtenis, bekrachtigd over de instemming als het wezen van het huwelijk Vgl. H. Paus Paulus VI, Toespraak, Tot de Romeinse Rota, De instelling van het huwelijk verdedigen en versterken (9 feb 1976)
Deze trouw zal u, rechters, bovendien in staat stellen op de vragen die u worden voorgelegd een duidelijk en respectvol antwoord te geven - zoals uw dienst aan de waarheid het vereist: indien het huwelijk nietig is en als zodanig verklaard, zijn de twee partijen vrij in die zin dat wordt erkend, dat zij in werkelijkheid nooit verbonden zijn geweest; indien het huwelijk geldig is en als zodanig verklaard, wordt vastgesteld dat de echtgenoten een huwelijk hebben gesloten dat hen voor het hele leven verbindt en dat hen de bijzondere genade heeft verleend om hun bestemming in hun huwelijk te verwezenlijken, dat in volle verantwoordelijkheid en volle vrijheid is aangegaan.
Het ene en onverbrekelijke huwelijk als menselijke werkelijkheid is niet iets mechanisch en statisch. Zijn welslagen hangt af van de vrije medewerking van de echtgenoten met de genade van God, van hun antwoord op zijn liefdesplan. Indien het beroofd zou zijn gebleven van zijn vruchten wegens hun gebrek aan medewerking met deze goddelijke genade, kunnen en moeten de echtgenoten de genade van God welke hen door het sacrament is gewaarborgd, doen herleven, hun verbintenis weer doen spreken door een liefde te beleven welke niet alleen maar uit genegenheid en gevoelens bestaat, maar ook en vooral uit wederzijdse, vrije, gewilde, totale en onherroepelijke toewijding.
Deze bijdrage wordt u, rechters, gevraagd in dienst van deze zo belangrijke, maar vandaag zo bedreigde menselijke en bovennatuurlijke werkelijkheid welke het gezin is.
Ik bid voor u, opdat Jezus Christus, zon van waarheid en gerechtigheid, altijd met u moge zijn, en opdat de beslissingen van uw rechtbank altijd deze hogere gerechtigheid en waarheid moge weerspiegelen, welke van u uitgaan. Dit is de hartelijkste wens die ik u bij dit begin van het nieuwe juridische jaar toezeg en vergezeld doe gaan van mijn apostolische zegen.