
H. Paus Johannes Paulus II - 11 mei 1985
Het onderwijs is een sector van het menselijk leven die in vele landen serieuze problemen oplevert, ook al kan dit verwonderlijk lijken aan de vooravond van het jaar 2000. Helaas niet alleen in die streken die nog niet gealfabetiseerd zijn en waar het maatschappelijke leven stagneert. Of daar waar de staat onrechtmatig het onvervreemdbare recht onderdrukt, dat de gezinnen hebben op de keuze van het onderwijs dat overeenkomt met hun morele en godsdienstige overtuigingen. Maar ook in hoogontwikkelde landen. Daar waar er spanningen zijn tussen de verantwoordelijke instanties die elkaar op de juiste wijze zouden moeten aanvullen. Of daar waar de leerstof en de opvoedkundige methoden voortdurend in discussie worden gesteld. Zozeer dat het de leerlingen en de ouders in verwarring brengt en het onderwijzend personeel ontmoedigt.
In de vorige eeuw in het begin van deze eeuw is het katholiek onderwijs in Uw land door priesters en religieuzen met grote toewijding tot ontwikkeling en bloei gebracht, met de steun ook van enorme financiële offers van de ouders van de leerlingen.
Thans zijn bestuur en onderricht op Uw katholieke scholen grotendeels in handen van leken. De zorg voor goed katholiek onderwijs is zeker een van de meest doeltreffende en vruchtbare wijzen waarop leken kunnen bijdragen aan het heilswerk van de Kerk. Ik verheug mij zeer over deze situatie van de inzet van leken in een dienst die buitengewoon belangrijk is voor de Kerk. Omwille van de rijkdom en de volledigheid van het kerkelijk getuigenis hoop ik dat de religieuze onderwijscongregaties die over een langdurige ervaring beschikken, met enthousiasme blijven medewerken aan de menselijke en christelijke vorming van de jonge mensen.
Uit de grond van mijn hart wil ik U allen danken voor Uw dagelijkse inspanning en voor Uw trouw aan het kostbare erfgoed dat Uw voorouders U nagelaten hebben.
Goed onderwijs houdt in het aandragen van kennis, het ontwikkelen van inzicht en waardigheid bij het kind, en hulp voor de ontwikkeling van heel zijn menselijke en christelijke persoonlijkheid.
Omdat de motieven en de verwachtingen van de ouders in dezen zo veelvormig zijn, dient het bestuur van de school erop toe te zien dat de grondslag van het katholiek onderwijs niet wordt verlaten. Het onderwijzend personeei moet nooit de doelstellingen uit het oog verliezen die het nastreeft in overeenstemming met het eigen karakter van de katholieke school. Het is daarbij niet voldoende kennis van de Blijde Boodschap bij te brengen. Leraren en leraressen zijn steeds geroepen het geloof in de Zoon van God, de Verlosser van de wereld, in de praktijk edelmoedig voor te leven, volgens de geloofsbelijdenis van de Kerk. Dit is daarom zo van belang omdat gezag van volwassenen door de jeugd pas wordt erkend wanneer zij door hun doen en laten waarmaken wat zij voorhouden. Het omgaan met elkaar en heel de organisatie van het onderwijs dienen derhalve doortrokken te zijn van voorbeeldige trouw aan de christelijke waarden en te beantwoorden aan de verwachtingen van de Kerk.
De aanwezigheid van de Kerk op het gebied van het onderwijs wordt op speciale wijze duidelijk door de katholieke school. Deze streeft immers, in niet mindere mate dan andere scholen, cultuurdoeleinden en de humane vorming van de jongeren na. Haar is echter eigen een milieu in de schoolgemeenschap tot stand te brengen dat bezield wordt door de evangelische geest van vrijheid en liefde, de jongeren te helpen hun eigen persoonlijkheid te ontwikkelen '" zodanig dat de kennis die de leerlingen betreffende de wereld, het leven en de mens trapsgewijze krijgen, door het geloof wordt belicht. Zo moet de katholieke school zich, zoals het hoort, openstellen voor de evolutie van de tijden en daardoor haar leerlingen het welzijn van de aardse gemeenschap doeltreffend doen bevorderen. Zij moet hen ook voorbereiden op de dienstbaarheid voor de uitbreiding van het rijk van God. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de Christelijke opvoeding, Gravissimum Educationis (28 okt 1965), 8In een land als het uwe, met zoveel verschillende overtuigingen en in de grote steden met zoveel mensen van verschillende culturele afkomst, zullen deze verschillen meer dan elders respect voor de ander vragen. Ieder mens is, ongeacht zijn mogelijkheden en beperkingen, zijn geaardheid en afkomst, een beeld van God, wat hem een unieke waardigheid verleent die de grootste eerbied verdient. Hij heeft recht op de ruimte en de mogelijkheden om zich te ontplooien tot die mens die God in zijn goddelijke goedheid met hem voorheeft. Dit respect voor de ander houdt tevens in dat men zich voor hem inzet.
De katholieke scholen zullen deze eerbied voor elkaar uitbouwen tot een onderlinge solidariteit. Wij zijn allen broeders en zusters van elkaar, kinderen van de zelfde Vader. Onder andere vanwege de aanwezigheid van talrijke kinderen van immigranten in Uw land bestaat het gevaar dat de ander als een last wordt ervaren, of misschien zelfs als een bedreiging voor het eigen bestaan. De ander is echter onze broeder of zuster. Men moet hen dus als zodanig behandelen.
De kinderen die aan Uw zorg zijn toevertrouwd, worden - zoals U zelf - tevens geconfronteerd met ingewikkelde structuren die het maatschappelijk leven dikwijls moeilijk en verwarrend maken. Die jonge mensen zoeken hierin inzicht en doorzicht, om er niet in verstrikt te raken. Zij zoeken perspectief en dat is terecht. Want jeugd zonder toekomst, jeugd zonder hoop, is geen jeugd. Defaitisme is noodlottig voor de toekomst en voor het heden van kinderen en jongeren. Zij vragen om helderheid in de ingewikkelde structuren en om middelen waarmee zij bedreiging en onheil kunnen afwenden en een leefbare wereld kunnen opbouwen. Hier kunt U hen wijzen op het voorbeeld van Christus "die onze hoop is". (1 Tim. 1, 1).
Christus heeft zich niet laten weerhouden door de vooroordelen en gewoonten van veel van zijn geloofs- en landgenoten, noch door enig menselijk eigenbelang. Zelfs de dreiging van de dood heeft Hem niet kunnen afhouden van zijn inzet voor zwakken en bedreigden of van zijn getuigenis dat God de Vader ons trouw is en ons vergeeft. Deze hoop en het vertrouwvol omgaan met mens en wereld dat hieruit voortvloeit, zijn in de loop der eeuwen ongetwijfeld het meest typerend voor de christen geweest en zijn ook nu het grootste goed dat U de jeugd kunt bieden. De hoop op de toekomst veronderstelt niet alleen solidariteit en broederschap onder de mensen, maar ook het besef dat God in ons en onze wereld liefdevol werkzaam aanwezig is. Geloof en liefde zijn de pijlers waarop de hoop staat. Aandacht voor het mysterie, de ervaring beproeving en zonde, van vriendschap en liefde, zuilen de jonge mensen de zin van het leven helpen ontdekken. Ik vraag U de jeugd ook in het geloof voor te gaan.
De catechese die een wezenlijk onderdeel van katholiek onderwijs is, neemt een heel bijzondere plaats in onder de elementen voor een harmonieuze ontwikkeling van de persoonlijkheid. Niet de catechese alleen maakt een school katholiek. Het zijn integendeel de structuren en vooral de algemene sfeer van de katholieke school die de catechese mogelijk maken. Haar taak bestaat erin bij kinderen en jongeren een geloofshouding aan te kweken en geleidelijk een levendige en volledige kennis van de geloofswaarden over te dragen. Zij moet ook op oordeelkundige wijze de rijkdommen van de Openbaring ontvouwen, zodat het leven van de hedendaagse jonge mensen met zijn vragen en concrete situaties wordt verlicht door de Heer en zijn Kerk die de behoedster is van het geloofsgoed. Een dergelijke catechese zal het voor de jeugd mogelijk maken de waarheid te onderscheiden van de dwaling, de wegen van desillusie en zelfs van wanhoop te vermijden en de weg van het geluk in te slaan. De apostolische exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Catechesi Tradendae
Catechese geven in onze tijd
(16 oktober 1979) bevat hieromtrent rijke suggesties waarmee U ongetwijfeld Uw voordeel kunt doen.
Het is duidelijk dat alle documenten de taak hebben een sfeer te scheppen waarin de catechese een natuurlijke verbondenheid met heel het schoolgebeuren heeft. Dit is alleen maar mogelijk als de christelijke waarden een centrale plaats innemen in het onderwijs. Bestuur, schoolleiding, oudervereniging en de leerlingen zelf dragen allen op eigen wijze bij om van de school een gemeenschap te maken waarin de evangelische waarden tot volle bloei kunnen komen.
Alleen in zo'n bodem kan echte catechese wortelen. Van het bestuur en de schoolleiding mag verwacht worden dat zij aan de leraren en leerlingen de uren en de nodige middelen beschikbaar stellen voor een regelmatige en systematische benadering van de onuitputtelijke rijkdommen die het onderricht van Christus aanreikt.
Het is een boeiende taak voor de schoolcatechese om het mogelijk te maken dat de Openbaring op de meest vruchtbare wijze licht werpt op de levenservaring van de jonge mensen in hun verschillende ontwikkelingsfasen. Dat is zeker geen gemakkelijke opgave in deze tijd waarin jonge mensen steeds vaker de binding ontberen met een geloofsgemeenschap die zin geeft aan hun vragen en ervaringen. Het godsdienstonderricht dient deze vragen en ervaringen op te nemen en daarover het licht van Gods openbaring te laten schijnen. Zo zal het beetje bij beetje aan de jonge mensen de nodige perspectieven kunnen geven.
De Nederlandse bisschoppen hebben in 1982 deze visie op de catechese ontvouwd in hun pastorale brief Geloofsoverdracht tussen jongeren en ouderen.
Ik weet dat hier ook vertegenwoordigers van instellingen van katholiek universitair onderwijs aanwezig zijn. Zij hebben hun eigen typische mogelijkheden en moeilijkheden. De tijd ontbreekt ons om hierop in te gaan. Ik zou graag met U hebben willen nadenken over de problemen die de ontmoeting van het katholiek geloof en de wetenschapsbeoefening meebrengt. Ik hoop dat U hierover zult willen nadenken met mijn medewerkers die speciaal belast zijn met de zorg voor onderwijs, wetenschap en cultuur.
Katholieke Nederlanders, hoeveel christenen overal in de wereld benijden U om het uitstekende systeem van onderwijs dat Uw voorouders samen met hun protestantse broeders tot stand hebben weten te brengen. Houdt het in stand, vernieuwt het, voor het welzijn van de Kerk en van Uw maatschappij!