
Th. Kard. Mertel - 4 augustus 1880
CUM HOC SIT Verheffing van de H. Thomas van Aquino tot patroon van de universiteiten, de academies en de lycea |
|||
► | De redenen tot deze verheffing | ||
► | De grote heiligheid van de H. Thomas |
Tot slot is de Engelachtige Leraar niet groter door zijn leer dan door zijn deugden en heiligheid. Immers, de deugd is een uitstekende voorwaarde om de krachten van het verstand op de proef te stellen en kennis te verwerven; zij die aan de deugd voorbij gaan, menen ten onrechte dat zij een stevige en vruchtbare wijsheid bereikt hebben want “In een ziel die op het kwade belust is neemt de wijsheid haar intrek niet en zij woont niet in een lichaam dat zich aan zonde heeft overgegeven” (Wijsh. 1, 4). Waarlijk, deze predispositie van de ziel, die voortkomt uit de aard van de deugd, vindt men in Thomas van Aquino niet enkel in de hoogste graad maar is ook waard om bevestigd te worden door een zichtbaar teken van de godheid. Immers, na als overwinnaar gevlucht te zijn voor de voortdurende verlokkingen van het genot, verkrijgt de kuise volwassene vanwege God, als prijs voor zijn zielensterkte, dat hij op mysterieuze wijze een druk mag voelen aan weerszijden en tegelijkertijd dooft het vuur van de lust. Vanwege dit feit en vanwege zijn wijze van leven, waarbij elk lichamelijk contact hem vreemd was, is hij te vergelijken met de geesten van de engelen, zowel door zijn onschuld als door zijn verstand.
Omwille van deze redenen oordelen Wij dat de Engelachtige Leraar het volledig waard is om gekozen te worden tot prestigieuze patroon van de studies.