
Paus Franciscus - 12 januari 2014
Dierbare medebroeder,
op de dag, waarop jouw opname in het kardinalencollege openlijk wordt afgekondigd, wil ik je een hartelijke groet doen toekomen, en je verzekeren van mijn nabijheid en mijn gebed. Omdat je, - met de deugden en de gezindheid van onze Heer Jezus bekleed Vgl. Rom. 13, 14 -, wordt ingelijfd bij de Kerk van Rome, hoop ik dat je mij daadwerkelijk als broeder in mijn dienst voor de Universele Kerk zult kunnen ondersteunen.
Het kardinalaat is geen bevordering, geen eerbewijs, noch een onderscheiding; het is eenvoudig een dienst, die een verbreding van het blikveld en een verder openstellen van het hart verlangt. En al lijkt het een paradox, je kunt dit verwijde blikveld en dit nog alomvattender-liefhebben alleen verwerven als je de Weg van de Heer, de Weg van overgave en nederigheid, gaat als een slaaf. Vgl. Fil. 2, 5-8 Daarom vraag ik je, om deze roeping met een eenvoudig en deemoedig hart aan te nemen. Natuurlijk mag je blij en gelukkig zijn, maar op een manier die verre zij van iedere expressie van wereldlijkheid en van ieder uiterlijk vertoon, omdat dat vreemd is aan de eenvoudige en sobere geest van het Evangelie.
Tot ziens op 20 februari, waarop wij de beide studiedagen voor het Gezin beginnen. Ik sta je ten dienste en ik vraag je, voor mij te bidden en te laten bidden.
Jezus zegene je en de Heilige Maagd behoede je.
In broederlijke verbondenheid,
Franciscus,
Vaticaan, 12. Januari 2014